Gemeente HERSELT

 

Zitting van maandag 16 december 2019 - Gemeenteraad

 

 

Aanwezig:

Milo Anthonis - Voorzitter

Peter Keymeulen - Burgemeester

Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden - Schepenen

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Geert Sterckx, Maria Leirs, Wies Ooms, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen, Karen Broes, Stefan Korthout - Raadsleden

Tina Vervloessem - Algemeen Directeur

 

Overzicht punten

 

Goedkeuring ontwerpnotulen en zittingsverslag van 25 november 2019

 

Situering

De goedkeuring van de ontwerpnotulen en het zittingsverslag van de Gemeenteraad van 25 november 2019.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

De voorgelegde ontwerpnotulen en het zittingsverslag van de Gemeenteraad van 25 november 2019 wordt goedgekeurd.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Eerstelijnszone Zuiderkempen. Goedkeuring toetreding.

 

Situering

De Vlaamse overheid werkt aan de reorganisatie van de eerstelijnszorg. Via deze reorganisatie brengt

men de welzijnssector en de gezondheidssector dichter bij elkaar. Eerstelijnszones zijn opgericht om

het werk van lokale overheden, zorg- en hulpverleners beter op elkaar af te stemmen en met als doel

een effectieve en kwalitatieve eerste lijn te vormen waar de burger centraal staat en die toegankelijk is voor iedereen. Voor de regio Geel, Herselt, Hulshout, Laakdal, Meerhout en Westerlo werd de eerstelijnszone Zuiderkempen opgericht. De oprichting van een VZW om de eerstelijnszone te verankeren is nu aan de orde.

 

Wettelijke gronden

22 december 2017 en latere wijzigingen: Decreet Lokaal Bestuur.

29 juni 2018: Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een subsidie aan de initiatiefnemers in een afgebakende zone voor de oprichting van de zorgraden.

26 april 2019: Decreet betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen

en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders.

17 mei 2019: Besluit van de Vlaamse Regering tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en

houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de

eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijns- zorgaanbieders.

 

Toelichting en advies

De Vlaamse Regering heeft aan de initiatiefnemers van de eerstelijnszones een aantal opdrachten

gegeven, waaronder het samenstellen van een voorlopige zorgraad.

 

In zitting van april 2018 besliste de Gemeenteraad om akkoord te gaan met de regioafbakening van een eerstelijnszone (ELZ) met de gemeenten Geel, Herselt, Hulshout, Laakdal, Meerhout en Westerlo en de engagementsverklaring te ondertekenen. In zitting van 2 september 2019 werd  Elke Verlinden aangeduid als afgevaardigde in de (voorlopige) Zorgraad van ELZ Zuiderkempen, als

vertegenwoordiger van lokaal bestuur Herselt binnen de cluster lokale besturen en Kim Saliën,

stafmedewerker Welzijn van OCMW Westerlo, als vertegenwoordiger van de woonzorgcentra/lokale

dienstencentra/diensten voor gezinszorg binnen de cluster welzijn.

 

Op 3 oktober 2019 vond een platformvergadering plaats waarop de deelnemers de samenstelling van de voorlopige zorgraad goedkeurden.

 

De Vlaamse Regering heeft bepaald dat op uiterlijk 31 december 2019 een erkenningsaanvraag kan

ingediend worden voor een zorgraad. De voorlopige zorgraden nemen hiertoe het initiatief en leiden

het proces naar de oprichting van een vzw die de erkenningsaanvraag moet indienen.

Iedere zorgraad, waarvan de eerstelijnszone het werkingsgebied is, zal dus de structuur krijgen van een vzw. De lokale besturen zijn een van de verplichte partners binnen de zorgraad en krijgen hierin een belangrijke rol. De lokale besturen zetelen in de zorgraad in de cluster lokale besturen vanuit hun regierol binnen het lokaal sociaal beleid en in de cluster welzijn vanuit hun actorrol (woonzorgcentrum, lokaal dienstencentrum, dienst voor gezinszorg).

 

Om erkend te worden als zorgraad, moet deze onder meer binnen zijn werkgebied minstens twee

derden vertegenwoordigen van de lokale besturen en van de eerstelijnszorgaanbieders, die door de

Vlaamse Gemeenschap als voorziening of samenwerkingsverband zijn erkend.

Om de oprichting nog voor 31 december 2019 rond te krijgen werd beslist het aantal stichtende leden te beperken. Om echter aan bovenstaande voorwaarde te voldoen vraagt de voorlopige zorgraad aan de welzijnsactoren, eerstelijnszorgactoren, lokale besturen en vertegenwoordigers van personen met een zorg- en ondersteuningsvraag, mantelzorgers en vrijwilligers om al meteen na de stichting toe te treden als lid van vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen.

 

Binnen de voorlopige zorgraad werden de statuten van de vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen

opgemaakt.

 

De doelstelling van vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen wordt omschreven in artikel 7 van de statuten,

als volgt: "De vzw stelt zich tot doel de samenwerking en coördinatie tussen lokale besturen,

eerstelijnszorgaanbieders, verenigingen van personen met een zorg- en ondersteuningsvraag,

verenigingen van mantelzorgers en verenigingen van vrijwilligers te realiseren en te versterken, met als doel te evolueren naar een vraaggestuurde en integrale zorg en ondersteuning."

 

De volledige statuten van de vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen zijn opgenomen in bijlage bij dit besluit.

 

Argumentatie van de Raad:

Het is aangewezen nu reeds te beslissen over een participatie aan de vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen om de Zorgraad in staat te stellen te voldoen aan de voorwaarde van vertegenwoordiging van twee derden van de lokale besturen en van de eerstelijnszorgaanbieders, die door de Vlaamse Gemeenschap als voorziening of samenwerkingsverband zijn erkend.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

De Gemeenteraad neemt kennis van de oprichting van vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen door de voorlopige zorgraad en van de statuten van vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen.

 

Artikel 2:

De Gemeenteraad beslist om de doelstelling van vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen te onderschrijven.

 

Artikel 3:

De Gemeenteraad beslist om Gemeente Herselt als kandidaat voor te dragen voor een toetreding als lid van vzw Eerstelijnszone Zuiderkempen en dit voor onbepaalde duur.

 

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Projectvereniging de Merode: goedkeuring erkenning

 

Situering

De erkenning van de IOED de Merode en het onroerenderfgoedbeleidsplan 2017-2020 moeten worden aangepast naar aanleiding van de uitstap van de stad Geel uit de IOED de Merode.

 

Wettelijke gronden

Gelet het Onroerenderfgoedbesluit d.d. 1 januari 2019 en het Onroerenderfgoedbesluit dat bij datum van 1 januari 2020 van kracht zal gaan:

Afd. 3, Art. 3.3.2.:

Om erkend te worden en te blijven als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst moet de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst voldoen aan de volgende erkenningsvoorwaarden:

1° het intergemeentelijk samenwerkingsverband toont aan dat zijn werkingsgebied beschikt over een gemeenschappelijk erfgoedpakket op basis van een gezamenlijke omgevingsanalyse;

2° het intergemeentelijk samenwerkingsverband dient een onroerenderfgoedbeleidsplan in dat het actief behoud van het onroerend erfgoed op het grondgebied van de aangesloten gemeenten voor ogen heeft en complementair is aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid en dat bovendien aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) het onroerenderfgoedbeleidsplan stelt een gezamenlijke visie en een gezamenlijk plan van aanpak voorop voor het actieve behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed op zijn grondgebied die complementair zijn aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid;

b) het onroerenderfgoedbeleidsplan is integraal en omvat dus de zorg voor het geheel van archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten;

c) het onroerenderfgoedbeleidsplan is geïntegreerd en is dus afgestemd met andere beleidsvelden die raakvlakken hebben met de onroerenderfgoedzorg;

d) het onroerenderfgoedbeleidsplan houdt rekening met de noden van de aanwezige onroerenderfgoedactoren;

3° het intergemeentelijk samenwerkingsverband ondersteunt en betrekt de erfgoedgemeenschappen die zich inzetten voor het duurzame behoud en beheer en voor de ontsluiting van het onroerend erfgoed op zijn grondgebied en neemt acties om een lokaal draagvlak voor de onroerenderfgoedzorg te creëren;

4° het intergemeentelijk samenwerkingsverband beschikt over voldoende expertise om dat onroerenderfgoedbeleidsplan uit te voeren en bouwt met het oog op expertiseverwerving een consultatienetwerk uit met alle diensten en organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor het onroerend erfgoed.

 

Afd. 3, Art. 3.3.8.:

Een erkenning als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst is voor onbepaalde duur en geldt zolang aan de voorwaarden, vermeldt in artikel 3.3.1, de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 3.3.2 en aan de voorwaarden in het kader van de opvolging, vermeldt in artikel 3.3.9 voldaan wordt.

 

Afd. 3, Artikel 3.3.17.

Als de samenstelling van een erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst wijzigt, vraagt de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een aanpassing van de erkenning aan.

De aanvraag beschrijft de wijziging en toont aan hoe de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst door de wijziging blijft voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.3.1. en 3.3.2 door middel van een aanvulling van de aanvraag op basis waarvan de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst erkend werd. De procedure verloopt overeenkomstig de erkenningsprocedure, vermeld in artikel 3.3.3 tot en met 3.3.7.

Als de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst door de wijziging niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, wordt de erkenning ingetrokken overeenkomstig artikel 3.3.14 en 3.3.15.

 

Toelichting en advies

De projectvereniging de Merode werd opgericht voor de periode 2015-2019. Momenteel nemen de gemeenten Aarschot, Diest, Geel, Herselt, Hulshout, Laakdal, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo en Westerlo deel aan de projectvereniging. De gemeenten Aarschot, Diest, Herselt, Hulshout, Laakdal, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo en Westerlo beslisten deel te nemen aan de verlengde projectvereniging voor de periode 2020-2025. De gemeenten Aarschot, Diest, Herselt, Hulshout, Laakdal, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo en Westerlo beslisten eveneens te blijven deelnemen aan de IOED de Merode. De gemeenten Aarschot, Diest, Herselt, Hulshout, Laakdal, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo en Westerlo keurden de gecoördineerde statuten van de projectvereniging de Merode goed met ingang van 01 januari 2020.

De IOED de Merode is voor onbepaalde duur erkend. Door de uitstap van de stad Geel uit de projectvereniging de Merode en de IOED de Merode, moet een aanpassing van de erkenning aangevraagd worden bij het Agentschap Onroerend Erfgoed. Om een geldige aanpassing van de erkenning aan te vragen moeten de Gemeenteraadsverslagen bijgevoegd worden waarin de Gemeenteraad haar goedkeuring geeft aan de ingediende aanvraag tot de aanpassing van de erkenning en het ingediende onroerenderfgoedbeleidsplan.

Daarvoor worden de Gemeenteraden van de gemeenten die blijven deelnemen aan de IOED gevraagd de volgende documenten goed te keuren:

de aanvraag tot de aanpassing van de erkenning van de IOED de Merode (bijlage 1)

de geactualiseerde versie van het onroerenderfgoedbeleidsplan 2017-2020 van de IOED de Merode (bijlage 2)

 

De Gemeenteraad keurde eerder al de gecoördineerde statuten van de projectvereniging de Merode goed, waarin een jaarlijke bijdrage van de deelnemende gemeenten van € 0,07/inwoner aan de IOED de Merode vermeld staat.

Dit besluit heeft geen verdere financiële impact voor de gemeente.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1

De Gemeenteraad keurt de aanvraag tot de aanpassing van de erkenning van de IOED de Merode, naar aanleiding van de uitstap van de stad Geel uit de IOED de Merode, goed.

 

Artikel 2

De Gemeenteraad keurt de geactualiseerde versie van het onroerenderfgoedbeleidsplan 2017-2020 van de IOED de Merode, naar aanleiding van de uitstap van de stad Geel uit de IOED de Merode, goed.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Interlokale vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen: oprichting – goedkeuring en goedkeuring statuten

 

Situering

De Gemeenteraad keurde 16 december 2013 de oprichting van de Interlokale Vereniging (ILV) Regierol Zuiderkempen goed. Deze ILV werd opgericht tussen stad Geel, gemeente Meerhout, gemeente Laakdal, gemeente Herselt, gemeente Hulshout, gemeente Westerlo en gemeente Heist-op-den-Berg voor de uitvoering van de regierol sociale economie.

 

De Gemeenteraad keurde op 23 oktober 2017 de oprichting van de interlokale vereniging (ILV) Tewerkstelling Zuiderkempen goed. De vereniging heeft tot doel de regionale samenwerking tussen stad Geel, gemeente Laakdal, gemeente Meerhout, gemeente Herselt, gemeente Hulshout en gemeente Westerlo te stimuleren voor het organiseren van het tewerkstellings- en activeringsbeleid.

De gemeente Heist-Op-Den-Berg wordt nu niet langer opgenomen in de Interlokale Vereniging, in tegenstelling tot 2013.

 

Het College van Burgemeester en Schepenen heeft op 19 augustus 2019 de intentie geuit om zich te engageren om samen te werken met stad Geel, gemeente Laakdal, gemeente Meerhout, gemeente Herselt, gemeente Hulshout en gemeente Westerlo voor de indiening van een dossier ten behoeve van het behalen van middelen in het kader van regierol sociale economie.

Concreet wil dit dus zeggen dat we zowel voor de uitvoering van de regierol sociale economie als voor de organisatie van het tewerkstellingsbeleid in de toekomst samen willen werken met 6 lokale besturen. Wij zouden deze activiteiten dan ook willen samenvoegen binnen 1 Interlokale Vereniging, namelijk ILV Tewerkstelling Zuiderkempen en vragen daarom om de ILV Regierol Zuiderkempen stop te zetten op datum van 31 december 2019. De ILV Regierol Zuiderkempen heeft geen eigen middelen.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, deel 3 – titel 3: de intergemeentelijke samenwerking.

 

Toelichting en advies

Het doel van de Interlokale Vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen is:

-          Zich te organiseren als een wijk-werkorganisator zoals omschreven in artikel 14, §1, 2° van het wijk-werkendecreet;

-          De regionale samenwerking tussen de gemeenten te stimuleren voor het organiseren van de regierol sociale economie in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit. Met deze georganiseerde samenwerking wil de Interlokale Vereniging streven naar de uitvoering van een gedragen beleidsvisie en uitvoering van de regierol inzake de ondersteuning van de lokale sociale economie, het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen;

-          Een gedragen bovenlokale samenwerking uitbouwen die de tewerkstellingskansen in de regio Zuiderkempen kan verhogen.

Door alle activiteiten, die nodig zijn om het vooropgestelde doel te behalen, bovenlokaal te organiseren versterken we de kans op slagen op lange termijn. Daarboven is een bovenlokale samenwerking ook een hefboom om financiële middelen te ontvangen.

De Interlokale Vereniging wordt opgericht voor onbepaalde duur met ingang van 01 januari 2020. Het werkingsgebied strekt zich over het grondgebied van de 6 deelnemende besturen.

 

In de statuten van de ILV Tewerkstelling Zuiderkempen wordt de samenstelling en de bevoegdheid van het beheerscomité als volgt opgenomen:

 

Artikel 10. De samenstelling

De gemeenten worden als lid in het beheerscomité uitsluitend vertegenwoordigd door een Gemeenteraadslid, een Schepen of de Burgemeester afgevaardigd door de Gemeenteraad. Voor elk effectief lid wordt door de Gemeenteraad een Schepen of een Gemeenteraadslid aangeduid als vervanger.

De leden van het beheerscomité worden benoemd voor de periode van een bestuurslegislatuur onverminderd de mogelijkheid van de Gemeenteraden om het mandaat van hun vertegenwoordiger in te trekken en in Raadsvergadering zijn vervanger aan te duiden. Alle beheerders zijn van rechtswege ontslagnemend bij verlies van hun openbaar mandaat, uitgezonderd ingeval van algehele vernieuwing van de Gemeenteraden. In voorkomend geval duiden de deelnemende gemeenten in de loop van het eerste kwartaal volgend op het jaar van de verkiezingen de nieuwe beheerders aan. Zij treden aan op de eerste werkdag van april daaropvolgend. In elk geval blijven de leden van het beheerscomité in functie tot nieuwe leden werden aangesteld.

Alle deelnemende leden hebben recht op één mandaat en dus één stem in het beheerscomité. De beslissingen worden genomen met een gewone meerderheid.

Om de werking van de ILV te bevorderen, worden de Algemeen Directeurs van de deelnemende gemeenten en de Deskundige Tewerkstelling & Wijk-werken uitgenodigd om aanwezig te zijn op de vergaderingen van het beheerscomité. Zij maken er deel van uit met raadgevende stem.

 

Artikel 11. Voorzitter, secretaris en penningsmeester

De afgevaardigde van de beherende gemeente is de Voorzitter van het beheerscomité. De taak van secretaris wordt opgenomen door de Deskundige Tewerkstelling & Wijk-werken. De officiële briefwisseling wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van het beheerscomité.

De Financieel Directeur van de beherende gemeente is ambtshalve penningmeester van de vereniging.

 

Artikel 12. De bevoegdheden van het beheerscomité

Het beheerscomité is het bindmiddel tussen de beherende gemeente en de gemeenten van de vereniging. Binnen het beheerscomité wordt overleg gevoerd over de wijze waarop de overeenkomst wordt uitgevoerd. Het beheerscomité stelt een huishoudelijk reglement op waarin bepalingen rond de organisatie en de werkzaamheden van de vereniging worden opgenomen.

Het beheerscomité stelt het jaarverslag en de jaarrekening op en legt ze jaarlijks uiterlijk op 30 juni ter goedkeuring voor aan de Gemeenteraden van de leden. Het jaarverslag en de jaarrekening is goedgekeurd indien de Gemeenteraden van alle leden deze goedkeurt. Indien een Gemeenteraad niet reageert binnen de 90 dagen na voorlegging wordt het jaarverslag en de jaarrekening als goedgekeurd beschouwd.

 

Het beheerscomité heeft een algemeen coördinerende opdracht en legt de prioriteiten vast op basis van een activiteitenprogramma en de nodige financiële middelen die voor de werking van het volgende jaar nodig worden geacht. De begroting wordt ter goedkeuring aan de Gemeenteraden van de deelnemende gemeenten voorgelegd voor de aanvang van het werkjaar.

 

Het beheerscomité formuleert voorstellen tot wijziging van de overeenkomst met statutaire draagkracht. Dit voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. Indien een Gemeenteraad niet reageert binnen de 90 dagen wordt de statutenwijziging door deze gemeente als goedgekeurd beschouwd.

 

Het beheerscomité is, in het kader van wijkwerken, bevoegd om beslissingen te nemen over afwijkingen van de activiteitenlijst, rekening houdende met:

-          Verdringing reguliere arbeid

-          Welzijnswetgeving

-          Andere relevante wetgeving (zoals bv. uitvoering gezondheidsberoepen)

De beraadslagingen van het beheerscomité worden vastgelegd in notulen en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Deze notulen worden in een register verzameld en liggen ter inzage op het secretariaat van de beherende gemeente.

De volledige statuten van de Interlokale Vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen kan u in bijlage van dit besluit terugvinden.

 

De Interlokale Vereniging geeft de mogelijkheid om in de toekomst projecten gezamenlijk in te dienen. Hierdoor kan een gezamenlijk, gedragen beleidsplan op vlak van tewerkstelling uitgewerkt worden. De vertegenwoordiger van de gemeente in het beheerscomité zal mee een stempel kunnen drukken op de uitvoering van de opdracht / doel van de vereniging. Gezien de materie is het voorstel om de Schepen bevoegd voor werk en sociale economie deel te laten uitmaken van het beheerscomité.

 

Bijlage

Statuten ILV Tewerkstelling Zuiderkempen

 

Financiële weerslag

Kosten4.000 euro (incl. BTW)

Actiesociale economie stimuleren

Budgetcode64811300 ondersteuning lokale sociale economie

 

De budgetten worden voorzien in het meerjarenplan 2020-2025.

 

Na geheime stemming met 22 stemmen voor.

 

BESLUIT

Artikel 1

De Gemeenteraad keurt de oprichting van de Interlokale Vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen voor onbepaalde duur met ingang van 01 januari 2020 goed.

 

Artikel 2

Elke Verlinden voor te stellen als lid van het beheerscomité van de Interlokale Vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen.

 

Artikel 3

Milo Anthonis voor te stellen als plaatsvervangend lid van het beheerscomité van de Interlokale Vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen

 

Artikel 4:

De statuten van de interlokale vereniging Tewerkstelling Zuiderkempen goed te keuren.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Aanvullend politiereglement: Overlangse wegmarkering - doorlopende streep - Molenberg (Wolfsdonksesteenweg)

 

Situering

Er werd vastgesteld dat op de Molenberg (Wolfsdonksesteenweg) maatregelen dienen getroffen te worden om de snelheid van het verkeer komende van de Molenberg richting Varenwinkel af te remmen.

 

Wettelijke gronden

De Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988.

Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017.

De wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk Besluit van 16 maart 1968.

Het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.

Het Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Het Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.

Het standaardbestek 250.

De omzendbrief MOB/2009/01 van 3 april 2009.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 m.b.t. de publicatie- en meldingsplicht.

Art. 4 van de Gemeenteraadbeslissing van 13 december 1977 m.b.t. het aanbrengen van een onderbroken witte streep op het wegdek.

Het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van 12 november 2019 dit agendapunt ter goedkeuring voor te leggen aan de Gemeenteraad.

 

Toelichting en advies

Overwegende dat de hierna voorziene maatregelen een gemeenteweg betreft.

 

Een afschrift van dit besluit wordt, na goedkeuring/kennisname door de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke kansen overgemaakt aan:

De heer griffier van de Rechtbank van 1° aanleg te Turnhout

De heer griffier van de de politierechtbank van Turnhout

De brandweercommandant, de politie Zuiderkempen

De afdeling Wegen en Verkeer Antwerpen, cel verkeer en signalisatie, Lange Kievitstraat 111-113, bus 41, 2018 Antwerpen.

 

 

Gunstig advies

 

Argumentatie van de Gemeenteraad leidende tot het uiteindelijk besluit

De Gemeenteraad sluit zich aan bij het advies van College van Burgemeester en Schepenen zoals dit verder vorm werd gegeven vanuit de administratie.

 

Stemmen voor:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen, Karen Broes en Stefan Korthout

Onthouden zich:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

 

BESLUIT

Artikel 1:

Art. 4 van de gemeenteraadsbeslissing van 13 december 1977 komt, voor het deel van de Wolfsdonksesteenweg, gelegen tussen de Watorenweg en 10 meter voor het kruispunt met Schom, te vervallen.

 

Artikel 2:

Op de Molenberg (=Wolfsdonksesteenweg), het gedeelte gelegen tussen de Watertorenweg en 10 meter voor het kruispunt met Schom, wordt een doorlopende witte wegmarkering aangebracht, uitgezonderd voor de oprit t.h.v. huisnr 79.

 

Artikel 3:

Als bijlage 1 aan dit besluit wordt een plan toegevoegd ter verduidelijking van dit reglement.

 

Artikel 4:

De weggebruikers worden door middel van de wegmarkering van deze  verkeersmaatregel in kennis gesteld.

 

Artikel 5:

Dit aanvullend reglement wordt ter kennisname gepubliceerd op de webtoepassing en gemeld via het digitaal loket van het Agentschap Binnenlands Bestuur.

 

 

De Voorzitter schorst de Gemeenteraad om 20.09u teneinde het openbaar gedeelte van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn te kunnen aanvangen.

 

De Voorzitter hervat de Gemeenteraad in openbare zitting om 20.44u, na de afhandeling van het openbaar gedeelte van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Meerjarenplan gemeente en ocmw 2020-2025

 

Situering

Het Lokaal Bestuur (gemeente en OCMW samen) dient voor het einde van het jaar, volgend op de gemeenteraadsverkiezingen, een nieuw meerjarenplan vast te stellen voor de komende 6 jaar. Dit geldt voor de gemeente en OCMW, en ook voor het AGB.

 

Dit meerjarenplan 2020-2025 dient minimaal te bestaan uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur 22 december 2017.

Besluit Vlaamse Regering 30 maart 2018 m.b.t. de BBC (Beleids- en Beheerscyclus).

Ministerieel besluit 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen.

Omzendbrief KB/ABB 2019/4 m.b.t. de strategische meerjarenplannen.

 

Toelichting en advies

Het meerjarenplan 2020-2025 bestaat uit:

een strategische nota (schema SN) waarin de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid op elkaar afgestemd en geïntegreerd worden weergegeven,

een financiële nota waarin wordt verduidelijkt welke de financiële consequenties zijn van de beleidsopties opgenomen in de strategische nota, en waarin wordt verduidelijkt hoe het               financiële evenwicht wordt gehandhaafd,

          financieel doelstellingenplan (schema M1)

          staat van het financieel evenwicht (schema M2)

          overzicht kredieten (schema M3)

een toelichting waarin alle informatie wordt opgenomen die relevant geacht wordt, zodoende dat de raadsleden over voldoende kennis en inzicht beschikken om een beslissing te kunnen nemen.

          Functioneel overzicht van de ontvangsten en uitgaven (schema T1)

          Economisch overzicht van de ontvangsten en uitgaven (schema T2)

          Investeringsprojecten (per prioritair actieplan) (schema T3)

          Evolutie van de financiële schulden (schema T4)

          Financiële risico’s

          Beschrijving van de grondslagen en assumpties, genomen bij opmaak meerjarenplan.

Bijkomende documentatie

          Overzicht van de doelstellingen, actieplannen en acties (schema ODAA)

          Overzicht belastingen en hun jaarlijkse opbrengst

          Toegestane werkings- en investeringssubsidies

          Personeelsinzet

          Overzicht van de verbonden entiteiten

          Samenstelling van de beleidsdomeinen en beleidsvelden

          Omgevinsganalyse

 

Het jaarlijkse budget, zoals dit vroeger jaarlijks gestemd werd komt te vervallen. Het jaarlijkse budget maakt deel uit van het globale meerjarenplan. De Raad moet jaarlijks de kredieten opgenomen in het meerjarenplan vaststellen.

 

Overwegende dat het integrale meerjarenplan met alle bijlagen digitaal ter beschikking gesteld werd van de Raadsleden 14 dagen voorafgaand aan de Raad van Bestuur.

 

Het doelstellingenplan van de gemeente en OCMW kadert in een ruimer geheel en maakt integraal deel uit van de doelstellingennota van het Lokaal Bestuur Herselt (gemeente, OCMW en AGB). In deze doelstellingennota, die opgebouwd is uit 4 beleidsdoelstellingen (BD...), die onderliggend verder opgedeeld worden in actieplannen (AP...) en nog meer in detail in acties (AC...), drukt het bestuur uit waar het zich de komende 6 jaar wil voor inzetten; welke de krachtlijnen en speerpunten zijn voor de komende jaren. De actieplannen vormen de basis voor de toekomstige rapporteringen (jaarrekening e.d.).

 

Het meerjarenplan 2020-2025 van gemeente en OCMW Herselt geeft budgettair de volgende resultaten:

 

 

Het meerjarenplan 2020-2025 van gemeente en OCMW Herselt sluit in 2025 met een geraamd budgettair resultaat van 103.129,97 euro. De autofinancieringsmarge is jaarlijks positief en bedraagt 604.655,00 euro in 2025. Deze resultaten bieden nog een aanzienlijke marge om eventueel onvoorziene zaken het hoofd te bieden.

 

Het meerjarenplan 2020-2025 van gemeente en OCMW Herselt voldoet hiermee aan de opgelegde evenwichtsvereisten. Ook het geconsolideerde resultaat (gemeente + OCMW +  AGB) voldoet aan de opgelegde vereisten.

 

Voor 2020 zijn er bij gemeente en OCMW Herselt volgende uitgaven en ontvangsten voorzien. (opmerking hierbij: de gemeentelijke toelage aan het OCMW, zoals die vroeger bestond, verdwijnt. De gemeente moet enkel zorgen voor een gezonde liquiditeit bij het OCMW, maar dit staat volledig los van een vooraf bepaalde toelage)

 

 

Stemmen voor:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen, Karen Broes en Stefan Korthout

Onthouden zich:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

 

Motivatie onthouding Luc Peetermans: Er zitten een aantal goede zaken in, ook uit het verleden. We dienen allen het algemeen belang. Er zijn wel een aantal zaken die de fractie verontrusten: investering in personeel met 15% stijging, de grote leninglast die stijgt. Er wordt ook veel druk gelegd op het personeel met het ambitieus programma. Er is een slechte start genomen, we zien nu al de aankoopkosten van het zusterhuis, de prijs die nu nodig is om er een jeugdhuis van te maken, als we zien hoeveel geld er is voorzien voor de tennishal, fuifzaal zo groot als de parochiezalen… Er is nu veel meer budget nodig dan destijds met een gecombineerd project (tennishal + jeugdhuis). Zo zijn er nog projecten waarin te snel wordt doorgegaan en teveel geld wordt uitgegeven. De fractie hoopt dat dit project een leerschool is.

 

BESLUIT

Artikel 1:

Het meerjarenplan 2020-2025 (deel gemeente) wordt vastgesteld.

 

Artikel 2

Het meerjarenplan 2020-2025 (deel OCMW) dat door de raad voor maatschappelijk welzijn werd vastgesteld, wordt goedgekeurd, waardoor het geïntegreerde beleidsrapport definitief is vastgesteld.

 

Artikel 3:

Het meerjarenplan 2020-2025 van de gemeente en OCMW Herselt conform de regelgeving voor te leggen aan het administratief toezicht.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Meerjarenplan AGB 2020-2025

 

Situering

De Raad van Bestuur van het AGB dient voor het einde van het jaar, volgend op de gemeenteraadsverkiezingen, een nieuw meerjarenplan vast te stellen voor de komende 6 jaar. Dit geldt zowel voor de gemeente en het OCMW, maar ook voor het AGB.

 

Dit meerjarenplan 2020-2025 dient minimaal te bestaan uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur 22 december 2017.

Besluit Vlaamse Regering 30 maart 2018 m.b.t. de BBC (Beleids- en Beheerscyclus).

Ministerieel besluit 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen.

Omzendbrief KB/ABB 2019/4 m.b.t. de strategische meerjarenplannen.

 

Toelichting en advies

Het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Herselt bestaat uit:

 

een strategische nota (schema SN) waarin de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid op elkaar afgestemd en geïntegreerd worden weergegeven,

een financiële nota waarin wordt verduidelijkt welke de financiële consequenties zijn van de beleidsopties opgenomen in de strategische nota, en waarin wordt verduidelijkt hoe het               financiële evenwicht wordt gehandhaafd,

          financieel doelstellingenplan (schema M1)

          staat van het financieel evenwicht (schema M2)

          overzicht kredieten (schema M3)

een toelichting waarin alle informatie wordt opgenomen die relevant geacht wordt, zodoende dat de raadsleden over voldoende kennis en inzicht beschikken om een beslissing te kunnen nemen.

          Functioneel overzicht van de ontvangsten en uitgaven (schema T1)

          Economisch overzicht van de ontvangsten en uitgaven (schema T2)

          Investeringsprojecten (per prioritair actieplan) (schema T3)

          Evolutie van de financiële schulden (schema T4)

          Financiële risico’s

          Beschrijving van de grondslagen en assumpties, genomen bij opmaak meerjarenplan.

Bijkomende documentatie

          Overzicht van de doelstellingen, actieplannen en acties (schema ODAA)

          Overzicht belastingen en hun jaarlijkse opbrengst

          Toegestane werkings- en investeringssubsidies

          Personeelsinzet

          Overzicht van de verbonden entiteiten

          Samenstelling van de beleidsdomeinen en beleidsvelden

          Omgevinsganalyse

 

Het jaarlijkse budget, zoals dit vroeger jaarlijks gestemd werd komt te vervallen. Het jaarlijkse budget maakt deel uit van het globale meerjarenplan. De Raad moet jaarlijks de kredieten opgenomen in het meerjarenplan vaststellen.

 

Overwegende dat het integrale meerjarenplan met alle bijlagen digitaal ter beschikking gesteld werd van de Raadsleden 14 dagen voorafgaand aan de Raad.

 

Het doelstellingenplan van AGB Herselt kadert in een ruimer geheel en maakt integraal deel uit van de doelstellingennota van het Lokaal Bestuur Herselt (gemeente, OCMW en AGB). De doelstellingennota is opgebouwd uit 4 beleidsdoelstellingen (BD...), die onderliggend verder opgedeeld worden in actieplannen (AP...) en nog meer in detail in acties (AC...). De actieplannen vormen de basis voor de toekomstige rapporteringen (jaarrekening e.d.).

 

Het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Herselt geeft budgettair de volgende resultaten:

 

 

Het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Herselt sluit in 2025 met een geraamd budgettair resultaat van 231.209,47 euro. De autofinancieringsmarge is jaarlijks positief en bedraagt 4.819,00 euro in 2025.

 

Het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Herselt voldoet hiermee aan de opgelegde evenwichtsvereisten.

 

(o.v.) Het meerjarenplan van AGB Herselt werd vastgesteld door de raad van bestuur op 10 december 2019.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Herselt wordt goedgekeurd.

 

Artikel 2:

Het meerjarenplan conform de regelgeving voor te leggen aan het administratief toezicht.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Prijssubsidiereglement AGB 2020

 

Situering

Het prijssubsidiereglement AGB Herselt, voor het komende kalenderjaar, dient door de raad van bestuur en de gemeenteraad jaarlijks onderhandeld te worden vóór 20 december. Deze prijssubsidie moet AGB Herselt de mogelijkheid bieden om een positief operationeel resultaat te boeken en zodoende haar continuïteit te verzekeren.

 

De concrete toepassingsvoorwaarden en modaliteiten m.b.t. deze prijssubsidie dienen vastgelegd te worden in een (beheers)overeenkomst.

 

Wettelijke gronden

BTW-wetgeving

Beslissing ET 129.288 van 19-01-2016 (gepubliceerd 03-02-2016)

Beheersovereenkomst tussen gemeente en AGB Herselt

 

Toelichting en advies

In samenspraak met Tiberghien advocaten werd er een basisovereenkomst uitgewerkt. De uitgangspunten van deze overeenkomst zijn:

         Voor iedere sportzaal/sportterrein dat door AGB Herselt geëxploiteerd wordt, is er een gemiddeld gebruikerstarief berekend.

         Vervolgens werd er voor iedere zaal/terrein een kostprijs per uur bepaald.

         De gemeente verleent een prijssubsidie per uur dat er gebruik wordt gemaakt van de sportaccommodatie in VTC de Mixx en past zo het verschil bij tussen de prijs die de eindgebruiker betaalt en de kostprijs.

 

In de prijssubsidieovereenkomst is voorzien dat de prijssubsidies, indien nodig, kunnen bijgestuurd worden. In de meerjarenplannen van de gemeente en AGB is er voor 2020 een prijssubsidie van 1.190.000,00 EUR incl. BTW voorzien.

 

Op basis van de gebruikersuren van de afgelopen jaren kunnen de prijssubsidies vrij exact berekend worden. Grote wijzigingen (bijv. grote gebruiker die plots zou stoppen) gedurende het jaar, kan uiteraard nog wel aanleiding zijn tot bijsturingen.

 

Het voorstel is dan ook om aan de gemeenteraad volgende subsidies voor te stellen, met ingang vanaf 1 januari 2020.

-Gebruik grote zaal100,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik kunstgrasveld80,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik klimzaal70,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik kleine zaal80,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik mattenzaal70,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik spiegelzaal70,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik squash40,00 euro per uur (incl. BTW)

-Gebruik tennis40,00 euro per uur (incl. BTW)

 

Het AGB dient op de ontvangen prijssubsidies 6 % BTW af te dragen.

 

Financiële weerslag

In het meerjarenplan van het AGB en de gemeente is er voor 2020 een prijssubsidie geraamd van 1.190.000,00 euro (incl. BTW).

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Het in bijlage integraal toegevoegde addendum bij de beheersovereenkomst tussen de gemeente Herselt en AGB Herselt m.b.t. het verstrekken van prijssubsidies (dienstjaar 2020) goed te keuren.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting - aanslagjaar 2020

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op de artikelen 464 tot en met 470/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Stemmen voor:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen en Stefan Korthout

Stemmen tegen:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

Onthoudt zich:

Karen Broes

 

BESLUIT

Artikel 1:

Voor het aanslagjaar 2020 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.

 

Artikel 2:

De belasting wordt vastgesteld op 7,7 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.

 

Artikel 3:

De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

 

Artikel 4:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Toegevoegd punt - Voorstel tot verlaging van de aanslagvoet APB naar 7,5% met ingang van 1 januari 2020 - Toegevoegd punt

 

Situering

De invoering van de Tax Shift zou volgens de cijfers van de FOD Financiën destijds voor Herselt van 2015 tot 2021 voor maar liefst 1.600.000 euro belastingverlaging/minder inkomsten zorgen. Om deze rekening niet volledig door te schuiven naar de volgende generatie en rekening houdend met de toenemende pensioenlasten de volgende jaren besliste het vorige bestuur om het percentage van de APB met 0,2 % aan te passen van 7,5 naar 7,7%, wat nog steeds voor een belastingvermindering/minder inkomsten zorgde.

 

De opcentiemen op de onroerende voorheffing werden toen evenzeer aangepast, van 1350 naar 850, omdat ook hier de belastbare basis wijzigde..

 

Bij de toelichting van de budgetten van 2018 en 2019 werd door de toenmalige Schepen van financiën het volgende gesteld (letterlijk citaat uit de gegeven toelichting op de Gemeenteraad bij de behandeling van het budget) :

“indien onze inkomsten uit de APB anders zouden uitvallen m.b.t. de Tax Shift, hebben wij altijd gezegd hierop aanpassingen te zullen doen, ook wanneer dat een neerwaartse aanpassing van de percentages zou zijn”

 

Het nu (in 2019) voorliggende meerjarenplan toont aan dat Vlaanderen initiatieven neemt die niet alleen de gevolgen van de tax shift voor de gemeentelijke inkomsten totaal neutraliseert maar bovendien ook extra mogelijkheden biedt

Nieuw :

1.       Vlaanderen komt tussen in de responsabiliseringsbijdrage

Concreet heeft dit als gevolg dat Herselt de volgende 6 jaren een bedrag van maar liefst 1.557.365 euro extra binnen krijgt.

2.       Er komt een nieuwe Vlaamse toelage onder de noemer “behoud van de open ruimte”

Deze toelage betekent voor onze gemeente de volgende legislatuur een financiële injectie van niet minder dan 2.426.622 euro

Dit bedrag moet wel mee gebruikt worden voor investeringen maar daardoor wordt het ook een stuk makkelijker om de budgetten onder controle te houden.

Totale meer-inkomst, alleen al de volgende 6 jaar : 3.983.987 euro.

Deze toelagen zijn structureel. Ze blijven ook de volgende legislaturen doorlopen en hebben dus een enorm positieve impact op onze budgetten.

 

CD&V+2230 is bijgevolg van mening dat haar eerdere belofte om, zodra de mogelijkheid zich zou voordoen, de aanslagvoet APB te herbekijken, nu kan ingevuld en uitgevoerd worden.

De berekeningen van de Financieel Directeur zijn voor onze fractie het bewijs dat het perfect mogelijk is (ook met behoud van positieve kastoestand en AFM = autofinancieringsmarge én met inbouw van de nodige marges om onvoorziene zaken op te vangen) om de APB met ingang van 01 januari 2020 terug te schroeven naar 7,50 %.

Het huidige meerjarenplan biedt een aanzienlijke buffer om allerlei onvoorziene zaken, die nu nog niet mee ingerekend zijn, op te vangen.

Meer nog, het zou zelfs mogelijk zijn om onder de 7,50 % te gaan. De financiële buffer wordt dan echter kleiner en ook wij zijn altijd voorstander geweest om uit te gaan van een “worst case scenario” en voorzichtigheid aan de dag te leggen.

 

Besluit en voorstel van de CD&V Fraktie

 

Gezien de bijzonder gunstige financiële toestand van de gemeente (zie cijfers van de laatst goedgekeurde rekening van de gemeente)

Gelet op de nieuwe toelagen vanuit de hogere overheid:

-          de 50% bijdrage in de responsabiliseringsbijdrage

-          de toelage voor behoud van de openbare ruimte

Gelet op het feit dat alle voorgenomen projecten en financiële inspanningen de volgende jaren perfect mogelijk blijven

Rekening houdend met het feit dat zelfs onvoorziene zaken of tegenvallers nog perfect kunnen opgevangen worden, gezien het feit dat er een zeer realistische financiële buffer blijft

 

stelt onze fractie voor om de aanslagvoet van de APB met ingang van 1 januari 2020 te verlagen naar 7,50 %

 

Stemmen voor:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

Stemmen tegen:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen en Stefan Korthout

Onthoudt zich:

Karen Broes

 

BESLUIT

Het toegevoegde agendapunt wordt niet goedgekeurd.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Gemeenteopcentiemen op de onroerende voorheffing - aanslagjaar 2020

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;

 

Gelet op artikel 464/1 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;

 

Gelet op artikel 2.1.4.0.2 en artikel 3.1.0.0.4 van het decreet houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Voor het aanslagjaar 2020 worden de gemeenteopcentiemen op de onroerende voorheffing vastgesteld op 850 opcentiemen.

 

Artikel 2:

Deze gemeenteopcentiemen worden ingevorderd door het Vlaams gewest, overeenkomstig de regels bepaald voor de heffing van de gewestbelasting waar zij bijkomen.

 

Artikel 3:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Opcentiemen op de door OVAM geheven milieuheffing - aanslagjaar 2020

 

Gelet op het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;

 

Gelet op het besluit van 16 oktober 1991 van de Vlaamse Regering betreffende de medewerking van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest aan de inning van gemeentelijke opcentiemen op sommige milieuheffingen, en latere wijzigingen;

 

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Op voordracht van het College van Burgemeester en Schepenen;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Voor het aanslagjaar 2020 worden er 20 opcentiemen geheven op de milieuheffingen ingesteld door artikel 65 van het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.

 

Artikel 2:

De gemeente doet een beroep op de medewerking van de Openbare Afvalstoffen-maatschappij voor het Vlaamse gewest met het oog op de invordering van deze opcentiemen.

 

Artikel 3:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op het ophalen van huishoudelijk restafval in plastiekzakken en het aanleveren van huishoudelijke afvalstoffen op het recyclagepark.

 

Overwegende dat de inwoners van de gemeente genieten van een dienst voor het ophalen van huishoudelijk restafval in plastiekzakken en terecht kunnen op het recyclagepark voor het aanleveren van bepaalde huishoudelijke afvalstoffen;

 

Overwegende dat de doelgroep van onderhavig belastingreglement enkel particulieren omvat en bedrijven en vrije beroepen dus buiten het toepassingsgebied vallen van dit reglement;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen-procedure van de provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2020 wordt een jaarlijkse gemeentebelasting geheven op het ophalen van huishoudelijk restafval in plastiekzakken met een maximale inhoud van 70 liter tijdens de veertiendaagse ophaalbeurt en het aanleveren van huishoudelijke afvalstoffen op het recyclagepark zoals gespecificeerd in art. 6.

 

Artikel 2:

De belasting is verschuldigd door elk gezin dat woonachtig is in Herselt.

 

Artikel 3:

De tweede verblijven gelegen op het grondgebied van de gemeente zijn eveneens aan deze belasting onderworpen.

 

Artikel 4:

De belasting bedraagt 50,00 euro per jaar per gezin of tweede verblijf. Zij wordt ten laste gelegd van ieder gezinshoofd. Voor de alleenwonenden wordt het tarief herleid tot 25,00 euro. De belastbare toestand is deze op 1 januari van het belastingjaar.

 

Artikel 5:

Er wordt gebruik gemaakt van de huisvuilzakken met opdruk ‘HERSELT’ zoals ter beschikking gesteld of verkocht door de gemeente.

 

Artikel. 6:

Voor hoger vermeld belastingtarief kan ook gebruik gemaakt worden van het recyclagepark voor de aanlevering van PMD, metaal, papier, karton, KGA, glas, textiel en glasbollen.

 

Artikel 7:

“Gezin”: het gezin bestaat uit hetzij één persoon die gewoonlijk alleen leeft, hetzij uit twee of meer personen die al dan niet door verwantschap aan elkaar verbonden, gewoonlijk in één en dezelfde woning verblijven en er samenleven (MO 7 oktober 1992 – BS 15 oktober 1992).

 

Artikel 8:

De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt door de Financieel Directeur volgens de modaliteiten vervat in het decreet van

30 mei 2008 en latere wijzigingen.

De belastingplichtigen ontvangen kosteloos, na de uitvoerbaarverklaring van het kohier, aanslagbiljetten die alle gegevens bevatten zoals vermeld in het kohier vergezeld van een beknopte samenvatting van het reglement krachtens welke de belasting is verschuldigd.

De belasting dient betaald te worden binnen de twee maanden na datum van verzending van het aanslagbiljet.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op kampeerterreinen

 

Overwegende dat de uitbating van kampeerterreinen zware lasten voor de gemeente meebrengt;

 

Overwegende dat de gemeente aanzienlijke uitgaven doet voor gemeentelijke voorzieningen en dienstverlening waarvan zowel inwoners als niet-inwoners gebruik van kunnen maken;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen-procedure van de provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 december 2012;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Voor het aanslagjaar 2020 t.e.m. 2025 wordt er ten voordele van de gemeente Herselt een belasting gevorderd van de uitbaters van kampeerterreinen, kampeerverblijfparken en vakantieparken.

 

Artikel 2:

De belasting wordt berekend tegen een tarief per m² oppervlakte ingenomen door de terreinen, ter beschikking gesteld van kampeerders of recreanten. In de genoemde oppervlakte zijn evenwel niet inbegrepen: de groengordels rondom het terrein voor zover deze groengordels niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

-voor 2020 : 0,59 euro per m²

-voor 2021 : 0,60 euro per m²

-voor 2022 : 0,61 euro per m²

-voor 2023 : 0,62 euro per m²

-voor 2024 : 0,63 euro per m²

-voor 2025 : 0,64 euro per m²

 

Artikel 3:

De uitbaters van de kampeerterreinen, kampeerverblijfparken en vakantieparken zijn ertoe gehouden jaarlijks voor 1 juli aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de plaats en de vermoedelijke oppervlakte van de door hen ter beschikking gestelde terreinen. De opmeting zal geschieden door het gemeentebestuur in het bijzijn van de uitbater. Het resultaat van die opmeting zal gelden als basis voor de berekening van de belasting.

 

Artikel 4:

Een tijdelijke uitbreiding van het terrein moet steeds vooraf aangevraagd worden aan het gemeentebestuur.

Voor meer oppervlakte zal eenzelfde belasting gevraagd worden tegen het geldende tarief per m² (zie art. 2).

 

Artikel 5:

Het gemeentebestuur kan ten allen tijde overgaan tot de heropmeting van het terrein.

 

Artikel 6:

De belasting wordt uitgevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 7:

Bij gebreke van een aangifte binnen de gestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte, wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het College van Burgemeester en Schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag gebaseerd is, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van de betekening, om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

 

Artikel 8:

Op de overeenkomstig artikel 7 ingekohierde belasting zal een belastingverhoging als volgt toegepast en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld, afgezien het feit of het om één of meerdere overtredingen per dienstjaar gaat:

- 50 % bij een eerste overtreding

- 60 %, 70 % en 100 % bij respectievelijk een tweede, derde of vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt

- Van de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200 % van de ambtelijk in te kohieren belasting bedragen.

 

Artikel 9:

De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008, en latere wijzigingen.

 

Artikel 10:

Het aanrekenen aan en de betaling van de belasting door de uitbater mag door deze laatste niet aanzien worden als een impliciet toekennen van een uitbatingsvergunning en ontslaat hem geenszins van zijn verplichtingen ten overstaan van andere wettelijke verplichtingen.

 

Artikel 11:

Deze invordering ontslaat de desbetreffende niet van toepassing van de verordening op de aangifte van verblijf van personen welke niet in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven.

 

Artikel 12:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op kermissen op openbare plaatsen

 

Gelet op de bepalingen van  het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen-procedure van provincie- en gemeentebelasting, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, zoals gewijzigd;

 

Gelet op het reglement op de organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermis-gastronomie op openbare kermissen en op de organisatie van kermisactiviteiten op het openbaar domein buiten openbare kermissen goedgekeurd door de gemeenteraad van 24 september 2007;

 

Gelet op het advies van de FOD Economie zoals bepaald wordt in artikel 10 §2 van de wet van 25 juni 1993;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een periode eindigend op 31 december 2025 wordt een jaarlijkse gemeentebelasting geheven voor de inname van de standplaatsen voor kermissen op het openbaar domein.

 

Artikel 2:

De belasting is verschuldigd door degene die de standplaats inneemt.

 

Artikel 3:

De belasting wordt als volgt vastgesteld:

Blauberg:

lunapark                         300,00 euro

frituur, autoscooters 250,00 euro

lambada, grote molen, snackkraam175,00 euro

klein snackkraam, hot-dog140,00 euro

paardjes, kindermolen, waterballonnen, fun-house, trampoline,100,00 euro

vliegmolen, autodroom

kramen (koordjetrek, visserij, schietkraam, enz.)50,00 euro

woonwagen (op voorwaarde dat er plaats is)  12,00 euro

Ramsel - 1e kermis

lunapark150,00 euro

frituur, autoscooters100,00 euro

kindermolen, rupsmolen, hamburger, pita & pizza, lambada50,00 euro

kramen (koordjetrek, visserij, schietkraam, enz.)  38,00 euro

kleine kramen  25,00 euro

woonwagen (op voorwaarde dat er plaats is)    6,00 euro

 

Ramsel - 2e kermis

lunapark50,00 euro

frituur, autoscooters25,00 euro

kindermolen, rupsmolen, hamburger  8,00 euro

kramen (koordjetrek, visserij, schietkraam, enz.)  5,00 euro

kleine kramen  3,00 euro

 

Bergom

lunapark200,00 euro

frituur, autoscooters175,00 euro

snackkraam125,00 euro

lambada, grote molen100,00 euro

paardjes, kindermolen, waterballonnen  62,00 euro

kramen (koordjetrek, visserij, schietkraam, enz.)  38,00 euro

kleine kramen  19,00 euro

woonwagen (op voorwaarde dat er plaats is)    6,00 euro

 

Herselt-Centrum- 1e kermis

lunapark300,00 euro

autoscooters275,00 euro

grote molen, frituur, snackkraam 250,00 euro

hot-dog, klein snackkraam125,00 euro

paardjes, kindermolen, fun-house, kamelenspel, lambada, groot snoep-

kraam100,00 euro

kleine kindermolen  90,00 euro

kramen (koordjetrek, visserij, schietkraam, enz.)  58,00 euro

kleine kramen  50,00 euro

woonwagen (op voorwaarde dat er plaats is)  12,00 euro

 

Herselt-Centrum- 2e kermis

lunapark250,00 euro

frituur, autoscooters225,00 euro

lambada, snackkraam, hot-dog125,00 euro

paardjes, kindermolen, fun-house100,00 euro

kramen (koordjetrek, visserij, schietkraam, enz.)  50,00 euro

kleine kramen (5 m x 2,5 m)45,00 euro

woonwagen (op voorwaarde dat er plaats is)  12,00 euro

 

Artikel 4:

De verschuldigde belasting wordt betaald gedurende de periode van activiteit en dit contant, in handen van de aangestelde. Het betalingsbewijs dat onmiddellijk wordt afgeleverd, dient op elk verzoek van de gemeentebeambte getoond te worden. Wanneer de contante belasting niet wordt betaald wordt de belasting ingekohierd.

 

Artikel 5:

De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen terzake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.

 

Artikel 6:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op het begraven, ontgraven en herbegraven op de gemeentelijke begraafplaatsen.

 

Situering

Na het afschaffen van de concessies op de begraafplaatsen, is het wenselijk een nieuw reglement in te voeren om een toepasselijke bijdrage te vragen van burgers die een overledene wensen te begraven op een gemeentelijke begraafplaats.

 

Wettelijke gronden

De Grondwet (art. 170 §4).

Het Decreet Lokaal Bestuur.

Het decreet van 16 januari 2004 betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging en latere wijzigingen.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

De omzendbrief BA/2006/3 van 10 maart 2006 betreffende de toepassing van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en de uitvoeringsbesluiten.

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria en latere wijzigingen.

De politiecodex van 21 maart 2016 betreffende de organisatie van de gemeentelijke begraafplaatsen en de lijkbezorging (art. 398 - 443).

 

Toelichting

Er wordt een belasting geheven op het begraven, ontgraven en herbegraven om de inrichting en het onderhoud van de gemeentelijke begraafplaatsen en de administratieve opvolging ervan betaalbaar te houden voor de gemeente.

 

Het decreet betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging stelt o.a. dat behoudens het verlenen van een concessie, de begraving van een stoffelijk overschot of de begraving van een asurne of de bijzetting ervan in een columbarium op de gemeentelijke begraafplaats kosteloos is voor de personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente. Dit geldt eveneens voor de uitstrooiing van de as.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Vanaf 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt er, voor de gemeentelijke begraafplaatsen, een belasting geheven op:

a. het begraven

- het begraven van een kist (graf) of de urne (urnegraf)

- de asverstrooiing

- de bijzetting van de urne in een columbarium

 

b. het ontgraven en/of herbegraven

- het ontgraven van een kist of urne

- het herbegraven van een kist of urne; iedere nieuwe bestemming van een overledene, na de bestemming van de oorspronkelijke begraving wordt beschouwd als een herbegraving

 

Artikel 2:

Deze belasting op begraven is verschuldigd indien:

- de persoon overleden is buiten het grondgebied van de gemeente en op het moment van overlijden niet was ingeschreven in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente.

- De persoon overleden is op het grondgebied van de gemeente, maar hier op het moment van overlijden niet was ingeschreven in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente.

 

Artikel 3:

Deze belasting op begraven is, in volgende uitzonderingsgevallen op art. 2, niet verschuldigd voor:

- voor het vaderland gevallen militairen of burgers

- personen die effectief in Herselt wonen, doch krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in één van de gemeentelijke registers

- personen die minder dan 3 jaar verhuisd zijn uit de gemeente, én sinds hun geboorte of tijdens ten minste gedurende 25 jaar van hun leven, in de gemeente gewoond hebben

- personen die wegens ouderdom, ziekte of handicap afgeschreven zijn uit de gemeente en op het ogenblik van overlijden ingeschreven waren in een andere gemeente (hiervoor dient een doktersattest voorgelegd te worden)

- personen die niet ingeschreven zijn in een van de gemeentelijke bevolkingsregisters, maar behoren tot de (vroegere) kerkelijke omschrijving van de parochie Bergom

- personen wiens partner of een verwante in de 1ste graad reeds begraven, bijgezet of verstrooid werd in de gemeente, mits het stoffelijk overschot of de as van deze laatst overleden persoon, bijbegraven wordt bij de reeds begraven partner of verwante in de 1ste graad.

- aanvragen tot begraven van personen die minderjarig waren op het moment van overlijden en waarvan de verwanten in de 1ste graad ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente op het moment van de aanvraag.

- levenloos geboren kinderen, op verzoek van de ouders die op het tijdstip van overlijden van hun kindje, ingeschreven zijn in één van de gemeentelijke bevolkingsregisters of die effectief in Herselt wonen, doch krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in één van de gemeentelijke registers.

 

Artikel 4:

De belasting op ontgraven en/of herbegraven is steeds verschuldigd, uitgezonderd in volgende omstandigheden:

- aanvragen tot herbegraven of uitstrooien van personen die minderjarig waren op het moment van overlijden en waarvan de verwanten in de 1ste graad ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente op het moment van de aanvraag.

- een ontgraving die verricht wordt in uitvoering van rechterlijke beslissingen

 

Artikel 5:

De belasting is verschuldigd door de persoon die de begraving, de uitstrooiing, de bijzetting in een columbarium, de ontgraving of de herbegraving aanvraagt.

 

Artikel 6:

De belasting wordt als volgt vastgesteld:

 

BEGRAVEN (zie ook art. 2 en 3)

begraving kist volle grond500,00 euro

begraving urne bij kist volle grond500,00 euro

begraving urne urnenveld500,00 euro

plaatsen urne in columbarium500,00 euro

asverstrooiing300,00 euro

 

De hiernavolgende tarieven voor ontgraven en herbegraven zijn in voorkomend geval cumulatief te berekenen.

ONTGRAVEN (zie ook art. 4)

ontgraven kist volle grond250,00 euro *

ontgraven urne bij kist volle grond150,00 euro *

ontgraven urne urnenveld150,00 euro

ontgraven urne uit columbarium150,00 euro

 

* De aanstelling en de bijkomende kosten van een gespecialiseerd bedrijf voor het openleggen van het graf en voor het lichten van de kist of urne uit een graf zijn ten laste van de aanvragers.

 

HERBEGRAVEN (zie ook art. 4)

herbegraven kist volle grond500,00 euro

herbegraven urne bij kist volle grond150,00 euro

herbegraven urne urnenveld (bij een bestaand urnegraf)150,00 euro

herbegraven urne urnenveld (in een nieuw urnegraf)350,00 euro

herbegraven urne in columbarium (in bestaande nis)150,00 euro

herbegraven urne in columbarium (in een nieuwe nis)50,00 euro

asverstrooiing (op een gemeentelijjke begraafplaats) 150,00 euro

 

Artikel 7:

De belasting moet contant betaald worden op het ogenblik van de aanvraag tot begraving, uitstrooiing of bijzetting in een columbarium, tegen afgifte van een betalingsbewijs.

Als de contante inning niet kan worden uitgevoerd, wordt de belasting een kohierbelasting.

 

Artikel 8:

De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

Artikel 9:

Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op tweede verblijven

 

Gelet op de Grondwet, meer bepaald artikel 170§4;

 

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008, en latere wijzigingen, betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

 

Gelet op de omzendbrief van 10 juni 2011 van de Vlaamse minister van bestuurszaken, binnenlands bestuur, inburgering, toerisme en Vlaamse rand houdende coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit;

 

Overwegende dat de belasting op tweede verblijven bovenal een forfaitaire weeldebelasting is op het gebruik van een luxegoed, ongeacht het inkomen van de belastingplichtige;

 

Overwegende dat de eigenaars van een tweede verblijf bovendien net als de inwoners van de gemeente gebruik kunnen maken van de gemeentelijke voorzieningen en dienstverlening waarvoor de gemeente aanzienlijke uitgaven doet en waaronder o.a. begrepen zijn: de investeringen in het openbaar domein, de groenaanplantingen, de veiligheid, de zorg voor de openbare ruimte, de infrastructuurwerken, het culturele aanbod, …

 

Overwegende dat personen die in de gemeente wonen en daar hun hoofdverblijf gevestigd hebben bijdragen aan de financiering van de gemeente d.m.v. de aanvullende personenbelasting die door de gemeente geheven wordt;

 

Overwegende dat de eigenaars en huurders van tweede verblijven evenwel geen aanvullende personenbelasting betalen aan de gemeente, terwijl zij wel gebruik maken van de dienstverlening van de gemeente, zodat het gepast voorkomt om de eigenaars van een tweede verblijf via een belasting op tweede verblijven te laten bijdragen aan de financiering van de gemeentelijke voorzieningen en dienstverlening;

 

Overwegende dat de gemeente 7,7 % aanvullende personenbelasting heft. Voor een gemiddelde inwoner betekent dit 311,00 euro per persoon of 779,00 euro per gezin (2018);

 

Overwegende dat de omzendbrief van 10 juni 2011 houdende coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit een tarief tot 1.000,00 euro als gematigd beschouwt;

 

Overwegende dat kampeerterreinen reeds worden belast op basis van het belastingreglement op kampeerterreinen, zodat de uitbaters van kampeerterreinen op die wijze reeds bijdragen aan de financiering van de gemeentelijke voorzieningen en dienstverlening en de gemeente hen bijgevolg niet nogmaals wenst te belasten;

 

Overwegende dat de belasting op tweede verblijven noodzakelijk is voor het bereiken van een financieel evenwicht in het meerjarenplan;

 

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 t.e.m. 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.

 

Artikel 2:

Onder tweede verblijf moet worden verstaan elke andere private woongelegenheid dan die welke voor het hoofdverblijf is aangewend, waarvan de gebruikers niet voor hun hoofdverblijf zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters, en waarvoor zij op elk ogenblik hetzij als eigenaar, hetzij als huurder, hetzij als houder van een gebruiksvergunning, kunnen beschikken al dan niet tegen betaling. Dit kunnen zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes, chalets, daarin inbegrepen de met chalets gelijkgestelde caravans, en alle andere vaste woongelegenheden, die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger, en stacaravans.

De hoedanigheid van tweede verblijf wordt beoordeeld op 1 januari van het aanslagjaar.

Private woongelegenheden die geïnventariseerd zijn als leegstaand, ongeschikt of onbewoonbaar worden niet aanzien als tweede verblijf.

 

Artikel 3:

Worden niet beschouwd als tweede verblijf:

-Het lokaal waarin een niet in de gemeente gedomicilieerd persoon een beroepsactiviteit uitoefent

-Garages, tenten, verplaatsbare caravans, mobilhomes en woonaanhangwagens;

-Logies die reeds onder de toepassing vallen van het belastingreglement op kampeerterreinen.

 

Artikel 4:

De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het tweede verblijf op 1 januari van het belastingjaar, ongeacht de duur van de eventuele verhuring en ongeacht het feit of de eigenaar al dan niet in de bevolkingsregisters is ingeschreven.

Ingeval van mede-eigendom is iedere mede-eigenaar de belasting verschuldigd voor zijn deel.

 

Artikel 5:

De belasting is ondeelbaar en voor het gehele aanslagjaar verschuldigd.

Het tarief van de belasting wordt per aanslagjaar vastgesteld op:

 

Aanslagjaar

Tarief per tweede verblijf

2020

547,00 euro

2021

555,00 euro

2022

563,00 euro

2023

571,00 euro

2024

580,00 euro

2025

589,00 euro

 

Artikel 6:

De verkoper van een tweede verblijf is verplicht binnen de twee maanden na het verlijden van de notariële akte, bij ter post aangetekende brief, de volgende gegevens aan het gemeentebestuur, dienst financiën, mee te delen:

a)Volledige identiteit van de nieuwe eigenaar;

b)Datum van de akte en naam van de notaris;

c)Adres en kadastrale gegevens van het tweede verblijf.

De nieuwe eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter en opstalhouder zijn de belasting verschuldigd vanaf 1 januari volgend op de datum waarop de authentieke akte van verkoop werd verleden voor de notaris. Er zal geen rekening gehouden worden met de tussen de partijen voorafgaand aan het verlijden van de authentieke akte gesloten overeenkomst.

De verkopers die nalaten om het gemeentebestuur tijdig in te lichten zoals bepaald in dit artikel kunnen geldig worden aangeslagen in de belasting en blijven hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting.

 

Artikel 7:

De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.

De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden, uiterlijk op 1 mei van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

 

Artikel 8:

Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 7 gestelde termijn of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie en gemeentebelastingen.

 

Artikel 9:

De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 10:

De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 11:

De belastingschuldige kan een bezwaar tegen deze belasting indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen.

Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend.

De indiening kan gebeuren door aangetekende verzending, door overhandiging tegen ontvangstbewijs of via e-mail via het mailadres financien@herselt.be.

De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat.

Het College van Burgemeester en Schepenen stuurt binnen de vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de Financieel Directeur.

 

Artikel 12:

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, en latere wijzigingen, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9 bis van het wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit wetboek van toepassing op deze belasting voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 13:

Dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement voor het aanvragen van een omgevingsvergunning en andere administratieve stukken in het kader van ruimtelijke ordening of leefmilieu.

 

Situering

Op 25-04-2014 keurde de Vlaamse Regering het omgevingsvergunningsdecreet goed, welke deels in werking trad op 23-02-2017. Het decreet vervangt en verenigt de stedenbouwkundige en verkavelingsvergunning en de milieuvergunning in een omgevingsvergunning. Vanaf 01-01-2018 worden alle omgevingsvergunningsaanvragen behandeld volgens de procedure omschreven in het omgevingsvergunningsdecreet.

 

Wettelijke gronden

Grondwet, meer bepaald artikel 170, §4.

Decreet over het Lokaal Bestuur van 22/12/2017, zoals gewijzigd.

Decreet van 30-05-2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd.

Omgevingsvergunningsdecreet van 25-04-2014, zoals gewijzigd.

VCRO (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) van 15 mei 2009, zoals gewijzigd.

DABM (decreet algemene bepalingen milieubeleid) van 5 april 1995, zoals gewijzigd.

Vlaamse Wooncode van 15-07-1997, zoals gewijzigd.

Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Woonkernen (GRUP Woonkernen).

 

Toelichting

Overwegende dat het behandelen van meldingen en aanvragen in het kader van het omgevings-vergunningsdecreet, en andere aanvragen en dossiers i.h.k.v. ruimtelijke ordening, leefmilieu en woonkwaliteit, een aanzienlijke inzet vergt van de gemeentelijke middelen en het billijk is deze inzet door te rekenen aan degene op wiens initiatief en in wiens voordeel de meldings- en aanvraagprocedures worden doorlopen;

Overwegende dat in de context van de gemeente Herselt, met een landelijke karakter, en een dorpse typologie, korrelgrootte en identiteit , volgende projecten een specifiek karakter hebben:

- projecten waarbij nieuw openbaar domein (nieuwe openbare weg of plein, park,…) gecreëerd wordt

- projecten vanaf 6 wooneenheden of kavels

- projecten met een totale terreinoppervlakte vanaf 5000 m²

- projecten met grootschalige detailhandel of horeca vanaf 350 m² netto publiek toegankelijke vloeroppervlakte

- projecten met historisch waardevol gebouw

- projecten die omwille van hun locatie of functie een belangrijke impact hebben op de omgeving

- projecten met meer dan 2 wooneenheden gelegen in de deelruimte groen dorpspark

- projecten met cohousing

- ontwikkelingen in het kader van sociale woningbouw gelegen binnen woonuitbreidingsgebieden

 

Overwegende dat bovenstaande specifieke projecten en begrippen (zoals cohousing, historisch waardevol gebouw, …) gedefinieerd worden in het GRUP Woonkernen;

 

Overwegende dat dergelijke specifieke projecten een grotere visuele en functionele impact op de omgeving ten gevolge van o.a. een hogere woningdichtheid, grootschaliger bouwvolume, meer bouwlagen, atypische bebouwing, meer mobiliteit, grotere parkeerbehoefte, … ;

Overwegende dat de ontwikkeling van specifieke projecten aan de aanvrager conform het GRUP Woonkernen enerzijds het voordeel biedt van meer soepele stedenbouwkundige voorschriften en mogelijkheden (bijv. geen standaard bouwprofiel);

 

Overwegende dat deze specifieke projecten anderzijds om een ruime kwaliteitstoetsing vragen; Dat deze projecten een grotere inzet van de gemeentelijke diensten vergen; Dat bij dergelijke projecten bovendien ook externe deskundigen betrokken moeten worden om een objectief en goed gemotiveerd advies uit te werken en het proces mee op te volgen; Dat deze kwaliteitstoets ten voordele van (woon)kwaliteit zelf is en ten voordele van de omgevingskwaliteit; Dat om die reden een belastingverhoging op die specifieke projectaanvragen wordt toegepast, gerelateerd aan de schaal van het project;

 

Overwegende dat een belastingverhoging wordt ingevoerd voor projectaanvragen voor specifieke projecten in de zin van het GRUP Woonkernen; Dat evenwel voor projecten met nieuw openbaar domein geen afzonderlijke verhoging wordt voorzien aangezien het nieuw openbaar domein in de praktijk deel uitmaakt van een ruimer bouw- of verkavelingsproject; Dat daarnaast een gedeeltelijke vrijstelling wordt voorzien voor projecten met historisch waardevolle gebouwen om het behoud/herbouw hiervan te stimuleren; Dat bij projecten met detailhandel of horeca binnen de deelruimte ‘dorpscentrum - overdrukzone handels- en horecacluster’ conform het GRUP Woonkernen voor wat betreft het projectdeel met handel en horeca, geen belastingsverhoging wordt toegepast gezien men deze functies hier wenst te stimuleren en te clusteren;

 

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen.

 

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025 wordt een belasting geheven op de aanvragen en meldingen i.h.k.v. het omgevingsvergunningsdecreet, en op andere aanvragen en dossiers i.h.k.v. ruimtelijke ordening, leefmilieu of woonkwaliteit.

 

Artikel 2

De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die de aanvraag/melding/dossier indient.

 

Artikel 3

§ 1 De belasting wordt als volgt berekend:

 

Type

 

Omschrijving

 

tarief in EUR

A

Aanvraag van een omgevingsvergunning, met enkel stedenbouwkundige handeling zonder medewerking architect

 

gratis

B

Aanvraag van een omgevingsvergunning, met enkel stedenbouwkundige handeling met medewerking architect:

max. 1 wooneenheid en/of max. 100 m² netto (publiekstoegankelijke) vloeroppervlakte handels-, diensten-, kantoor- of horecaprojecten = basistarief

 

50,00 EUR

C

Aanvraag van een omgevingsvergunning, met enkel stedenbouwkundige handeling met medewerking architect:

2 of meer wooneenheden en/of

meer dan 100 m² netto (publiektoegankelijke) vloeroppervlakte handels-, diensten-, kantoor- of horecaprojecten

 

Basistarief (cat. B) 50,00 EUR

+ 20,00 EUR per wooneenheid en/of

+ 20,00 EUR per begonnen schijf van 50 m² netto-vloeroppervlakte

D

Aanvraag stedenbouwkundige attesten

50,00 EUR

E

Aanvraag planologisch attest

100,00 EUR

F

Opname in vergunningsregister

50,00 EUR

G

Afgifte van een conformiteitsattest voor een zelfstandige woning

62,50 EUR

H

Afgifte van een conformiteitsattest voor een kamerwoning

62,50 EUR verhoogd met 12,50 EUR per kamer met een maximum van 1.250,00 EUR per gebouw

 

I

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting klasse 1 ( IIOA klasse 1) in combinatie met een stedenbouwkundige handeling

 

800,00 EUR

+ tarief type A of B of C

J

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting klasse 1 ( IIOA klasse 1) niet in combinatie met een stedenbouwkundige handeling

 

800,00 EUR

K

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting klasse 2 ( IIOA klasse 2) in combinatie met een stedenbouwkundige handeling

 

125,00 EUR

+ tarief type A of B of C

L

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor een ingedeelde inrichting klasse 2 ( IIOA klasse 2) niet in combinatie met een stedenbouwkundige handeling

125,00 EUR

M

Omgevingsproject met enkel meldingsplicht ( IIOA klasse 3 of meldingsplicht enkel stedenbouw) of een combinatie van meldingsplichtige handelingen (IIOA klasse 3 en stedenbouwkundige melding)

 

gratis

N

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden met met wegenis

 

200,00 EUR

+ 20,00 EUR per kavel

O

Aanvraag van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden zonder wegenis

 

50,00 EUR

+ 20,00 EUR per kavel

P

Aanvraag tot wijziging van een verkavelingsvergunning

50,00 EUR + 20,00 EUR per kavel

Q

Verzoek bijstelling of afwijking van de milieuvoorwaarden

gratis

R

Aanvraag van stedenbouwkundige uittreksels, met betrekking tot onroerende goederen

75,00 EUR per volledig dossier

 

 

§2. De belasting in §1 wordt, in voorkomende gevallen, verhoogd met:

- de publicatiekosten van de bekendmaking van het openbaar onderzoek in dag- en weekbladen :de geldende tarieven

- het bedrag van de aangetekende zending per aangeschreven betrokkene in het kader van het openbaar onderzoek: de geldende tarieven

 

§3 De belasting in §1 wordt met volgende bedragen verhoogd in geval van volgende specifieke projectaanvragen:

 

 

 

Aanvraag voor

 

 

Belasting

 

a) projecten vanaf 6 wooneenheden of kavels

OF

projecten die omwille van hun locatie of functie een belangrijke impact hebben op de omgeving, voor het woongedeelte

OF

projecten met meer dan 2 wooneenheden gelegen in de deelruimte ‘groen dorpspark’ cf. GRUP Woonkernen

OF

projecten met cohousing

OF

ontwikkelingen in het kader van sociale woningbouw gelegen binnen woonuitbreidingsgebieden

350,00 euro perwooneenheid of kavel

 

b) projecten met detailhandel, horeca, diensten, kantoren vanaf 350 m² publiek toegankelijke netto vloeroppervlakte

OF

projecten die omwille van hun locatie of functie een belangrijke impact hebben op de omgeving, voor het andere dan woongedeelte

OF

projecten met meer dan 2 wooneenheden gelegen in de deelruimte ‘groen dorpspark’ cf. GRUP Woonkernen, voor het diensten- en/of kantoorgedeelte

 

1,00 euro per m²

publiek toegankelijke netto vloeroppervlakte

 

c) andere projecten met een totale terreinoppervlakte vanaf 5000 m²

 

20,00 euro per 50 m² terreinoppervlak

 

 

De belastingbedragen onder punt a) en b) worden in voorkomend geval gecombineerd toegepast.

Op bovenstaande begrippen (cohousing, historisch waardevol gebouw, grootschalige detailhandel, …) zijn de definities in het GRUP Woonkernen van toepassing.

Publiek toegankelijke netto-vloeroppervlakte betreft het inpandig handels-, diensten-, horeca-of kantoorgedeelte toegankelijk voor klanten.

De belastingverhoging in §3 is niet verschuldigd voor de volgende projectaanvragen:

Projecten waarbij een gebouw met waardevol historisch karakter conform het RUP Woonkernen (deels) wordt behouden of herbouwd, voor het projectdeel dat betrekking heeft op het historisch gebouw (deel met historisch gebouw en inclusief de bebouwing welke er fysisch en functioneel een geheel mee vormt zoals een aanbouw bij het historisch gebouw). Voor het overige projectdeel zijn de bovenstaande belastingtarieven wel van toepassing.

Projecten met detailhandel of horeca gelegen binnen de deelruimte ‘dorpscentrum’ overdrukzone ‘handels-en horecacluster’ conform het GRUP Woonkernen voor wat betreft het projectdeel met handel en horeca.

 

Artikel 4

De belasting(verhoging) in artikel 3 is niet verschuldigd voor aanvragen/meldingen/dossiers van het gemeentebestuur, het autonoom gemeentebedrijf, het plaatselijke OCMW, de VMSW en de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen en hogere overheden (het Rijk, het Vlaams Gewest en de provincie).

 

Artikel 5

De belasting is contant te betalen tegen afgifte van een betalingsbewijs, bij het indienen van de aanvraag/melding/dossier, hetzij door storting op het rekeningnummer van de gemeente Herselt, hetzij aan de Financieel Directeur.

Bij gebrek aan betaling wordt de belasting ingekohierd. Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 6

De gemeente brengt de toezichthoudende overheid op de hoogte van de bekendmaking van dit reglement.

 

Artikel 7

Dit reglement treedt in werking op datum van de bekendmaking ervan.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Gemeentereglement inzake het register van verwaarloosde gebouwen en woningen

 

De Gemeenteraad,

 

Gelet op het Decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, zoals gewijzigd;

 

Gelet op het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, zoals gewijzigd; 

 

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2018  over het lokaal woonbeleid, inzonderheid artikel 5, 7 en 14;

 

Gelet op het Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (‘Heffingsdecreet’), zoals gewijzigd, inzonderheid artikel 24 en 25;

 

Overwegende dat de gemeente zelf een register van verwaarloosde gebouwen en woningen kan bijhouden op grond van artikel 25 van het Heffingsdecreet;

 

Overwegende dat de gemeente op grond van voormelde besluit van 16 november 2018 ook als taak heeft te werken aan de kwaliteit van het woningpatrimonium, aangezien zij aangesloten is bij een intergemeentelijk samenwerkingsverband ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid (met name Kempens Woonplatform);

 

Overwegende dat het register van verwaarlozing een nuttig monitoringsinstrument is ten einde de verwaarlozing van gebouwen en woningen in kaart te brengen;

 

Overwegende dat artikel 25 van het Heffingsdecreet het decretale kader voor het register van verwaarloosde gebouwen en woningen bepaalt; Dat een gemeentelijke verordening daarnaast nadere materiele en procedurele regelen kan bepalen;

 

Overwegende dat de gemeente de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het register van verwaarloosde gebouwen en woningen kan toevertrouwen aan een intergemeentelijke administratieve eenheid; Dat de gemeente deze bevoegdheid heeft overgedragen aan IOK bij besluit van 24 april 2017; Dat de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van verwaarloosde gebouwen en woningen belaste personeelsleden de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden bezitten, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

 

Overwegende dat de intergemeentelijke administratie de verwaarloosde toestand van een gebouw of een woning beoordeelt aan de hand van de indicaties in een technisch verslag;

 

Overwegende dat het voorgaande technisch verslag intergemeentelijk geëvalueerd werd in september 2019 en dat uit deze evaluatie bleek dat het technische verslag te soepel was, in die zin dat een groot aantal panden gebreken vertoonde doch op basis van de systematiek en de puntentelling in het verslag niet formeel konden worden geïnventariseerd, waardoor de beoogde doelstelling van het beleid omtrent verwaarlozing niet maximaal kon behaald worden en een nieuw technisch verslag met een aangepaste puntentelling zich bijgevolg opdringt;

 

Overwegende dat het aangepaste technisch verslag voor de eenvormigheid ook wordt toegepast voor de schrapping van verwaarloosde panden die voor de inwerkingtreding van dit nieuwe reglement reeds op het register van verwaarloosde woningen en gebouwen stonden.

 

Overwegende dat het nuttig is om een geïntegreerd beleid te voeren ter bestrijding van leegstaande en verwaarloosde gebouwen en woningen;

 

Na beraadslaging,

 

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1: Definities

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

1° Administratie: de personeelsleden van de intergemeentelijke administratieve eenheid die door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid belast worden met de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het register van verwaarloosde gebouwen en woningen en met de opsporing van verwaarloosde panden

2° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a) een aangetekend schrijven;

b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;

3° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitzondering van de bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten; 

4° Gewestelijke inventaris van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: de inventaris die t.e.m. 31 december 2016 vermeld was in art. 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;

5° Onafgewerkt gebouw of woning: een gebouw of woning waarvan de werken werden aangevat, maar dat niet binnen 3 jaar na de aanvang van de werken winddicht is;

6° Woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

7° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van volgende zakelijke rechten:

a) de volle eigendom;

b) het recht van opstal of van erfpacht;

c) het vruchtgebruik.

 

Artikel 2: Wijze van inventarisatie

§1. De administratie maakt een register van verwaarloosde gebouwen en woningen.

§2. Een gebouw, ongeacht of het dienst doet als woning, wordt beschouwd als verwaarloosd, wanneer het ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval vertoont aan buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst of dakgoten.

Een onafgewerkt gebouw of woning wordt beschouwd als verwaarloosd.

De administratie beoordeelt de verwaarlozing van een gebouw of een woning op basis van de indicaties in het technisch verslag, dat als bijlage bij dit reglement gevoegd is.

Bij de beoordeling geldt een indicatie van categorie I voor 3 punten, van categorie II voor negen punten en van categorie III voor achttien punten.

Het gegeven dat het gebouw of de woning onafgewerkt is, leidt tot een score van 18 punten (categorie III).

Er is sprake van verwaarlozing als de indicaties in het technisch verslag een eindscore opleveren van minimaal 18 punten.

§3. Een verwaarloosd gebouw of een verwaarloosde woning wordt opgenomen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, aan de hand van een administratieve akte waarbij een fotodossier en het technisch verslag, met vermelding van de elementen die de verwaarlozing  staven, gevoegd worden.

De administratieve akte bevat als besluit de beslissing tot opname in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de verwaarlozing.

De administratie stelt de zakelijk gerechtigden per beveiligde zending in kennis van de beslissing tot opname van verwaarloosde gebouwen en woningen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen. Deze kennisgeving omvat de administratieve akte met fotodossier en technisch  verslag.

 

Artikel 3 : Verhouding tot andere inventarissen

Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een verwaarloosd gebouw of als een verwaarloosde woning beschouwd.

De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing van voormeld decreet, worden onder de aldaar vermelde voorwaarden evenmin als verwaarloosde gebouwen of woningen in de zin van dit reglement beschouwd.

Een gebouw dat of een woning die door de gemeente geïnventariseerd is als leegstaand, kan eveneens opgenomen worden in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd.

Woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt of onbewoonbaar, kunnen eveneens worden opgenomen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen, en omgekeerd.

 

Artikel 4: Beroep tegen het besluit tot opname in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand op de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de administratieve akte, of ingaand op de datum van kennisgeving van de administratieve akte, kan een zakelijk gerechtigde bij het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid beroep aantekenen tegen de administratieve akte met de beslissing tot opname in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen. Het beroep wordt per beveiligde zending ingediend.

Het beroepschrift wordt gedagtekend en bevat minimaal de volgende gegevens:

de identiteit en het adres van de indiener;

de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;

een of meer bewijsstukken die aantonen dat het gebouw of de woning niet verwaarloosd is, met dien verstande dat de vaststelling van de verwaarlozing betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed.

Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.

De indiener voegt bij het beroepschrift de overtuigingsstukken die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een bijgevoegde inventaris opgenomen.

§2. Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid toetst de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

het beroepschrift is te laat ingediend of niet ingediend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, §1;

het beroepschrift gaat niet uit van een zakelijk gerechtigde;

het beroepschrift is niet ondertekend.

Als het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid vaststelt dat het beroepschrift onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§3. Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een personeelslid als vermeld in artikel 25, §6 van het Heffingsdecreet. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na ontvangst van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending ter kennis gebracht.

§4. Als het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid het beroep gegrond acht, wordt het gebouw niet opgenomen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen.

Indien de beslissing tot opname in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, wordt het gebouw of de woning in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen opgenomen vanaf de datum van de vaststelling van de verwaarlozing in de administratieve akte.

 

Artikel 5 : Schrapping uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen

§1. Een gebouw of een woning wordt geschrapt uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen als de zakelijk gerechtigde bewijst dat de zichtbare en storende gebreken en de tekenen van verval, vermeld in artikel 2, §2, werden hersteld of verwijderd. Hiertoe dient de zakelijk gerechtigde te bewijzen dat het gebouw of de woning geen indicaties van verwaarlozing meer vertoont die op basis van het technisch verslag, vermeld in artikel 2, 18 punten of meer zouden opleveren.

De zichtbare en storende gebreken en de tekenen van verval, vermeld in het eerste lid, zijn in geval van sloop pas verwijderd als alle puin geruimd is.

Een onafgewerkt gebouw of woning wordt geschrapt uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen als de zakelijk gerechtigde bewijst dat het gebouw of de woning winddicht is gemaakt.

Een gebouw dat of een woning die op 31 december 2016 opgenomen was in de gewestelijke inventaris van verwaarloosde gebouwen en/of woningen, wordt geschrapt uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen als de zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning of het gebouw geen andere indicaties van verwaarlozing  vertoont die op basis van het technisch verslag, vermeld in artikel 2, 18 punten of meer zouden opleveren.

De administratie vermeldt als datum van schrapping de datum van aangetekende verzending of afgifte tegen ontvangstbewijs van het gegronde verzoek tot schrapping. De administratie kan hier gemotiveerd van afwijken.

§2. Voor de schrapping uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending.

De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen. Zij onderzoekt het verzoek tot schrapping op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een personeelslid als vermeld in artikel 25, §6 van het Heffingsdecreet. Het verzoek wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

De administratie neemt een beslissing over het verzoek tot schrapping binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.

§3.De administratie kan het gebouw of de woning ambtshalve uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen schrappen, indien zij vaststelt dat aan de voorwaarden voor de schrapping, vermeld in artikel 5, §1 voldaan is.

 

Artikel 6 : Beroep tegen het besluit tot weigering van een schrapping

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand op de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de weigering van het verzoek tot schrapping, of ingaand op de datum van kennisgeving van de weigering van het verzoek tot schrapping, kan een zakelijk gerechtigde bij het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid beroep aantekenen tegen deze weigering. Het beroep wordt per beveiligde zending ingediend.

§2. Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen. Zij onderzoekt het verzoek tot schrapping op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een personeelslid als vermeld in artikel 25, §6 van het Heffingsdecreet. Het verzoek wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na ontvangst van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending ter kennis gebracht.

§3. Als het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid het beroep gegrond acht, wordt het gebouw of de woning geschrapt uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen met als datum van schrapping de datum van aangetekende verzending of afgifte tegen ontvangstbewijs van het initiële verzoek tot schrapping. Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid kan hier gemotiveerd van afwijken.

Indien de beslissing tot weigering van het verzoek tot schrapping niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde ongegrond is, blijft het gebouw of de woning in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen opgenomen.

 

Artikel 7: Slotbepaling

§1. De gemeenteraadsbeslissing van 18 december 2017 houdende goedkeuring van het gemeentereglement inzake het register van verwaarloosde gebouwen en woningen wordt met ingang van 1 januari 2020 opgeheven en vervangen door onderhavig reglement. De panden die op heden reeds zijn opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen, blijven opgenomen in het register van verwaarloosde gebouwen en woningen.

§2. Onderhavig reglement treedt in voege op 1 januari 2020 en wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 285 t.e.m. 287 van het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur.

 

Bijlage : Technisch verslag

 

 

 

 

 

 

 

Graad van
verwaarlozing

 

 

 

 

 

 

 

I

II

III

1

DAK(EN)

 

 

 

 

 

 

 

 

11

type dakvorm (overwegend)

 

 

 

 

 

 

 

 

plat

 

 

 

 

 

 

 

 

hellend

 

 

 

 

 

 

 

 

gemengd

 

 

 

 

 

 

 

 

niet zichtbaar

 

 

 

 

 

12

dakbedekking

 

 

 

 

 

 

 

121

aard van de (overwegende) bedekking

 

 

 

 

 

 

 

 

pannen

 

 

 

 

 

 

 

 

leien

 

 

 

 

 

 

 

 

platen (al of niet gegolfd)

 

 

 

 

 

 

 

 

banen (bitumineus, metaal,...)

 

 

 

 

 

 

 

 

niet zichtbaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

122

staat van de bedekking

 

 

 

 

 

 

 

 

losliggende/verschoven elementen

 

 

 

 

 

 

 

 

sterk verweerde elementen

 

 

 

 

 

13

dakgebinte

 

 

 

 

 

 

 

doorbuiging/verzakking

 

 

 

 

 

14

dakranden (andere dan goten)

 

 

 

 

 

 

 

vereiste aansluitingen ontbreken

 

 

 

 

 

 

 

loszittende/sterk verweerde delen

 

 

 

 

 

15

goten (bakgoten/hanggoten)

 

 

 

 

 

 

 

afwezig, niettegenstaande vereist

 

 

 

 

 

 

 

afhangende/gebroken elementen

 

 

 

 

 

 

 

meerdere lekkages met zichtbare schade

 

 

 

 

 

 

 

verstopte goten

 

 

 

 

 

16

regenafvoerbuizen

 

 

 

 

 

 

 

afwezig, niettegenstaande vereist

 

 

 

 

 

 

 

ernstige beschadigingen/lekkages

 

 

 

 

 

17

schoorstenen (buitendaks)

 

 

 

 

 

 

 

Gemetselde elementen

 

 

 

 

 

 

 

 

gevaarlijk overhellend/onstabiel

 

 

 

 

 

 

 

 

loszittende delen

 

 

 

 

 

 

 

zelfdragende pijpsystemen

 

 

 

 

 

 

 

 

gevaarlijk overhellend/onstabiel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

plantengroei/mosgroei

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

dak: geheel of gedeeltelijk afwezig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

GEVEL(S)

 

 

 

 

 

 

21

Voorgevel en zijgevel links / zijgevel rechts / achtergevel*

 

 

 

 

 

                   (* de gevels die niet beoordeeld kunnen worden zijn door te halen)

 

 

 

 

 

211

gevelvlak

 

 

 

 

 

 

 

 

2111

grote heterogeniteit van materialen ingevolge onverantwoorde verbouwingen

 

 

 

 

 

 

2112

metselwerk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

uitgevallen voegwerk (1 à 2 cm)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

loskomende stukken steen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

structurele breuken, barsten/verzakkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

afbladderend schilderwerk

 

 

 

 

 

 

 

2113

gevelbepleisteringen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

afvallend pleisterwerk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

structurele breuken, barsten / verzakkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

afbladderende verf

 

 

 

 

 

 

 

2114

gevelbekledingen (plaatmateriaal met luchtspouw: leien, schroten, platen ...)

 

 

 

 

 

 

 

 

loszittend

 

 

 

 

 

 

 

 

 

sterk verweerd

 

 

 

 

 

 

 

2115

oneigenlijke gevelafwerkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

storende affichering en/of betimmeringen

 

 

 

 

 

 

 

 

dichtgemaakte gevelopeningen (niet in overeenstemming met de

 

 

 

 

 

 

 

 

    oorspronkelijke bestemming), dichtgemetseld, dichtgetimmerd …

 

 

 

 

 

212

gevelelementen

 

 

 

 

 

 

 

2121

balk(en)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

corrosie (staal)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

schimmel- of insektenaantasting (hout)

 

 

 

 

 

 

 

 

betonrot (beton)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

beschadiging

 

 

 

 

 

 

 

2122

kolom(men)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

corrosie (staal)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

schimmel- of insektenaantasting (hout)

 

 

 

 

 

 

 

 

betonrot (beton)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

beschadiging

 

 

 

 

 

 

 

2123

uitkragende balkon(s): verwering van de meeste elementen

 

 

 

 

 

 

2124

inliggende loggia('s): verwering van de meeste elementen

 

 

 

 

 

 

2125

erker(s): ernstige verwering van de meeste elementen

 

 

 

 

 

 

 

 

     (dak/dakrand/raam/structuur)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

22

plantengroei/mosgroei

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

23

gevel(s): eén of meerdere gevels ontbreken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

BUITENSCHRIJNWERK

 

 

 

 

 

31

Ramen en deuren

 

 

 

 

 

 

 

 

verweerde (rot/corrosie) kader/vleugel

 

 

 

 

 

 

 

 

afbladderende verf

 

 

 

 

 

 

 

 

glasbreuk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

32

plantengroei/mosgroei

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

33

ramen en deuren: eén of meerdere ramen en/of deuren ontbreken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

ONAFGEWERKT

 

 

 

 

 

41

Onafgewerkt gebouw of woning

 

 

 

 

 

 

(een gebouw of woning waarvan de werken werden aangevat, maar dat niet binnen 3 jaar na de aanvang van de werken winddicht is)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

EINDBEOORDELING

 

kolomtotaal

 

 

 

=

 

Indien (A*3) + (B*9) + (C*18) >= 18 is er sprake van een verwaarloosd gebouw of woning

A

B

C

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op verwaarlozing van woningen en gebouwen.

 

De Gemeenteraad,

 

Gelet op de Grondwet, zoals gewijzigd, inzonderheid artikel 170, §4;

 

Gelet op het decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, zoals gewijzigd, (hierna Vlaamse Wooncode);

 

Gelet op het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd;

 

Gelet op het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, zoals gewijzigd;

Gelet op het Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, zoals gewijzigd, (hierna Heffingsdecreet), inzonderheid artikel 24 en 25;

 

Gelet op de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, zoals gewijzigd;

 

Gelet op het Decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;

 

Overwegende dat met dit laatste decreet het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen overgeheveld wordt van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau; Dat hiermee de decretale bepalingen i.v.m. de gewestelijke verkrottingsheffing op verwaarloosde gebouwen en woningen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit worden opgeheven; Dat de gemeente een heffing op verwaarloosde gebouwen en woningen kan innen op grond van de gemeentelijke fiscale autonomie; Dat het o.a. naar aanleiding van voormeld wijzigingsdecreet gepast voorkomt een gemeentebelasting op verwaarloosde gebouwen en woningen in te stellen; Dat het verwaarlozingsbeleid op die wijze gecontinueerd wordt op het gemeentelijk niveau;

 

Gelet op het door de Gemeenteraad van 16 december 2019 vastgesteld reglement inzake het register van verwaarloosde gebouwen en woningen;

 

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Overwegende dat de gemeente verwaarlozing van woningen en gebouwen wenst te voorkomen en bestrijden om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan;

 

Overwegende dat de vrijstellingen in het reglement aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente;

 

Overwegend dat het nuttig is om een geïntegreerd beleid te voeren ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van woningen en gebouwen;

 

Na beraadslaging,

 

 

 

 

 

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1: Definities

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

       Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a) een aangetekend schrijven;

b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;

       Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitzondering van de bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten; 

       Gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen: het register als vermeld in artikel 25 van het Heffingsdecreet;

       Gewestelijke inventaris van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: de inventaris die t.e.m. 31 december 2016 vermeld was in artikel 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;

       Woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

       Zakelijk gerechtigde: de houder van één van volgende zakelijke rechten:

a) de volle eigendom;

b) het recht van opstal of van erfpacht;

c) het vruchtgebruik.

 

2. HEFFING op verwaarloosde woningen en gebouwen

 

Artikel 2: Belastbare grondslag

§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting, zijnde de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen, gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens 12 opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen.

§2. Zolang het verwaarloosde gebouw of de verwaarloosde woning niet uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen is geschrapt, blijft de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen verschuldigd op het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van 12 maanden vanaf de datum van de 1ste verjaardag van de opnamedatum.

§3. Bij de overdracht van het zakelijk recht van een gebouw of een woning geldt de datum van de authentieke overdrachtsakte als aanvangspunt voor het berekenen van de termijnen van 12 maanden.

 

Artikel 3: Belastingplichtige

§1. Belastingplichtig is diegene die op het ogenblik van het verschuldigd worden van de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen zakelijk gerechtigde is van het verwaarloosde gebouw of de verwaarloosde woning.

§2. Zolang het gebouw of de woning niet uit het register van verwaarloosde gebouwen en woningen is geschrapt, is de zakelijk gerechtigde, vermeld in §1, op het ogenblik dat een nieuwe termijn van 12 maanden verstrijkt, de belastingplichtige voor de nieuwe belasting.

§3. Zo er meerdere belastingplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde belasting.

§4. In het geval van overdracht van het zakelijk recht moet de overdrager van het zakelijk recht de verkrijger, voorafgaand aan de overdracht, in kennis stellen dat de woning of het gebouw is opgenomen in het leegstandsregister.

Tevens moet hij per beveiligde zending een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente, binnen 2 maanden na het verlijden van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:

naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;

datum van de akte, naam en standplaats van de notaris;

nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.

De overdrager van het zakelijk recht kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.

Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.

 

Artikel 4: Berekening van de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen

§1. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op:

      1.500,00 euro voor een verwaarloosd gebouw;

      1.500,00 euro voor een verwaarloosde woning

§2. De belasting wordt vermenigvuldigd met het aantal termijnen van twaalf maanden dat het gebouw of de woning zonder onderbreking is opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen.

§3. Voor elke woning die of elk gebouw dat opgenomen is in het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen en op 31 december 2016 nog opgenomen was in de gewestelijke inventaris van verwaarloosde gebouwen en/of woningen, wordt de belasting vermenigvuldigd met het aantal  volledige termijnen van  twaalf maanden dat  de woning of het gebouw in de gewestelijke inventaris van verwaarloosde gebouwen en/of woningen was opgenomen.

§4. De belasting wordt ten hoogste vermenigvuldigd met vijf, ook bij gezamenlijke toepassing van §2 en §3.

§5. Bij de overdracht van het zakelijk recht van een gebouw of een woning geldt de datum van de authentieke overdrachtsakte als aanvangspunt voor het berekenen van de termijnen van 12 maanden.

 

Artikel 5: Vrijstellingen

§1. Van de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwenzijn vrijgesteld:

      de belastingplichtige die volle eigenaar is van 1 enkele woning, die die woning  uitsluitend gebruikt als hoofdverblijfplaats en die geen zakelijk recht heeft op een ander onroerend goed; 

      de belastingplichtige die maximaal 1 jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning;

§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:

       gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd         onteigeningsplan;

       geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; 

       krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld   ontwerp van lijst tot bescherming als monument;

       deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van  een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp  van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap; 

       vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van 3 jaar volgende op de datum van de vernieling of de beschadiging;

       gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken, renovatiewerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van 3 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning;

       het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, §2, van de Vlaamse Wooncode;

       het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode;

Indien de belastingplichtige de verwaarlozing laat aanhouden omwille van een vreemde oorzaak die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, wordt eveneens een vrijstelling verleend.

 

Artikel 6: Inkohiering

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 7: Betaling van de belasting

De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 8: Bezwaar tegen de aanslag

§1.De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het College van Burgemeester en Schepenen. 

Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de 3de werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt binnen 15 dagen na de indiening ervan een ontvangstmelding afgegeven.

§2.Het bezwaarschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

3. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 9

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6  tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 10

De gemeenteraadsbeslissing van 18 december 2017 houdende goedkeuring van het gemeentereglement inzake de heffing op verwaarlozing wordt met ingang van 1 januari 2020 opgeheven en vervangen door onderhavig reglement. Onderhavig reglement treedt in voege op 1 januari 2020 en wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 285 t.e.m. 287 van het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Gemeentereglement inzake register leegstand van gebouwen en woningen

 

De Gemeenteraad,

 

Gelet op het Decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, zoals gewijzigd;

 

Gelet op het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, zoals gewijzigd, (hierna DGPB), inzonderheid artikel 2.2.6;

 

Gelet op het Besluit van 21 september 2007 houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, inzonderheid het vroegere artikel 6, §1 en §6, en het besluit van 8 juli 2016 houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, inzonderheid artikel 6 en 23;

 

Gelet op het Decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, inzonderheid artikel 46 t.e.m. 49;

 

Overwegende dat dit laatste decreet de decretale bepalingen i.v.m. de opmaak en het beheer van het gemeentelijk leegstandregister van gebouwen en woningen wijzigt;

 

Overwegende dat de gemeente een register van leegstaande gebouwen en woningen kan bijhouden op grond van het gewijzigde artikel 2.2.6 DGPB;

 

Overwegende dat de gemeente op grond van voormelde besluiten van 21 september 2007 en 8 juli 2016 ook de verplichting heeft om een leegstandsregister bij te houden, aangezien zij aangesloten is bij een intergemeentelijk samenwerkingsverband ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid (Kempens Woonplatform);

 

Overwegende dat het leegstandregister een nuttig monitoringsinstrument is ten einde de langdurige leegstand van gebouwen en woningen in kaart te brengen;

 

Overwegende dat artikel 2.2.6 DGPB het decretale kader voor het leegstandregister bepaalt; Dat een gemeentelijke verordening daarnaast nadere materiele en procedurele regelen kan bepalen;

 

Overwegende dat een gemeentelijke verordening de functies kan omschrijven die een effectief en niet- occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengen; Dat de gemeente deze niet heeft omschreven in onderhavig reglement; Dat dit tot gevolg heeft dat om de kwalificatie als ‘leegstaand’ te verhinderen,  een woning in principe dient aangewend te worden in overeenstemming met de woonfunctie;

 

Overwegende dat de gemeente de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister kan toevertrouwen aan een intergemeentelijke administratieve eenheid; Dat de gemeente deze bevoegdheid heeft overgedragen aan IOK bij besluit van 25 juni 2012; Dat de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelsleden de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden bezitten, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

 

Overwegende dat de intergemeentelijke administratie de leegstand van een gebouw of een woning beoordeelt aan de hand van de indicaties die in dit reglement vastgelegd zijn;

 

Na beraadslaging,

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1: Definities

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

1° Administratie: de personeelsleden van de intergemeentelijke administratieve eenheid die door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid belast worden met de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister en de opsporing van leegstaande panden.

2° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a) een aangetekend schrijven;

b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;

3° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

4° Leegstaand gebouw: een gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning of –melding, milieuvergunning of -melding , of uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is.  Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

In afwijking hiervan wordt een nieuw gebouw als leegstaand beschouwd indien dat gebouw binnen 7 jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig het 1ste lid;

5° Leegstaande woning: een woning die gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie;

In afwijking hiervan wordt een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien die woning binnen 7 jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig het 1ste lid;

6° Woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

7° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van volgende zakelijke rechten:

a) de volle eigendom;

b) het recht van opstal of van erfpacht;

c) het vruchtgebruik.

 

Artikel 2: Wijze van inventarisatie

§1. De administratie maakt een leegstandsregister van leegstaande woningen en gebouwen.

§2. De administratie beoordeelt de leegstand van een gebouw of een woning op basis van volgende indicaties:

      het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning;

      het ontbreken van een aangifte als 2de verblijf;

      het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen;

      de aanwezigheid van een attest dat de waterleiding reeds meer dan 1 jaar afgesloten is;

      de aanwezigheid van een attest dat de elektriciteit reeds meer dan 1 jaar afgesloten is;

      de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;

      een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de woonfunctie of de functie van het gebouw kan worden uitgesloten;

      de onmogelijkheid om de woning of het gebouw te betreden, bv. door een geblokkeerde toegang;

      verzegelde toegang(en) tot de woning of het gebouw;

10°  geblindeerde (bv. dichtgeplakt, dicht geschilderd), dichtgemaakte (bv. dichtgetimmerd,  gemetseld) of gesupprimeerde raam- en of deuropeningen 

11°  de winddichtheid van de woning of het gebouw is niet gewaarborgd (bv. belangrijke glasbreuk, buitenschrijnwerk kan niet meer gesloten worden);

12°  de waterdichtheid van de woning of het gebouw is niet gegarandeerd: zeer zware infiltraties via dak/gevel(s)

13°  onafgewerkte ruwbouw;

14°  ernstige inpandige vernielingen: de woning of het gebouw is deels vernield of gesloopt;

15°  het langdurig aanbieden van de woning of het gebouw als ‘te huur’ of ‘te koop’;

16°  rolluiken in slechte staat (ernstig vervuild, mosgroei…);

17°  glas- en/of buitenschrijnwerk in slechte staat (ernstig vervuild, slecht onderhouden…);

18°  Dakgoot en/of waterafvoerpijp in slechte staat (ernstig vervuild, slecht onderhouden, afhangend…);

19°  Afwezigheid van een brievenbus;

20°  uitpuilende of dichtgeplakte brievenbus;

21°  storende omgevingsaanleg: slecht onderhouden omgeving/tuin;

22°  de woning of het gebouw is gedeeltelijk niet bemeubeld;

23°  getuigenissen (bv. van omwonende(n), postbode, wijkagent);

24°  het ontbreken van een actief vestigings- /ondernemingsnummer in de Kruispuntbank voor ondernemingen op het adres van het gebouw;

25°  het ontbreken van handelswaar in de etalage/handelsruimte van het gebouw;

§3. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister, aan de hand van een administratieve akte waarbij een fotodossier en een beschrijvend verslag, met vermelding van de elementen die de leegstand staven, gevoegd worden.

De administratieve akte bevat als besluit de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand. 

De administratie stelt de zakelijk gerechtigden per beveiligde zending in kennis van de beslissing tot opname van leegstaande gebouwen en woningen in het leegstandsregister. Deze kennisgeving omvat zowel de administratieve akte als het beschrijvende verslag.

 

Artikel 3 : Verhouding tot andere inventarissen

Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd.

De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing van voormeld decreet, worden onder de aldaar vermelde voorwaarden evenmin als leegstaande gebouwen of woningen in de zin van dit reglement beschouwd.

Een gebouw dat of een woning die geïnventariseerd is als verwaarloosd, kan eveneens opgenomen worden in het leegstandsregister, en omgekeerd.

Woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar, worden niet opgenomen in het leegstandsregister.

 

Artikel 4: Beroep tegen het besluit tot opname in het leegstandsregister

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand op de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de administratieve akte, of ingaand op de datum van kennisgeving van de administratieve akte, kan een zakelijk gerechtigde bij het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid beroep aantekenen tegen de administratieve akte met de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending ingediend.

Het beroepschrift wordt gedagtekend en bevat minimaal de volgende gegevens:

1° de identiteit en het adres van de indiener;

2° de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;

3° een of meer bewijsstukken die aantonen dat het gebouw of de woning niet leegstaand is, met dien verstande dat de vaststelling van de leegstand betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed.

Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.

De indiener voegt bij het beroepschrift de overtuigingsstukken die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een bijgevoegde inventaris opgenomen.

§2. Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid  toetst de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

1° het beroepschrift is te laat ingediend of niet ingediend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, §1;

2° het beroepschrift gaat niet uit van een zakelijk gerechtigde;

3° het beroepschrift is niet ondertekend.

Als het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid vaststelt dat het beroepschrift onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.

§3.Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid  onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een personeelslid als vermeld in artikel 2.2.6, § 7, DGPB. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na ontvangst van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending ter kennis gebracht.

§4. Als het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid het beroep gegrond acht, wordt het gebouw of de woning niet opgenomen in het leegstandsregister.

Indien de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, wordt het gebouw of de woning in het leegstandsregister opgenomen vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand in de administratieve akte.

 

Artikel 5 : Schrapping uit het leegstandsregister

§1. Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, 4°,  aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt in overeenstemming met de functie, vermeld in artikel 1, 5°. De administratie vermeldt als datum van schrapping de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de voormelde functie.

§2. Een gebouw of woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat het gebouw of de woning gesloopt werd of dat de hoofdfunctie van een gebouw of woning gewijzigd werd op grond van een niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning. De administratie vermeldt als datum van schrapping de eerste dag waarop het gebouw of de woning werd gesloopt of de functiewijziging werd uitgevoerd, of de eerste dag waarop door de administratie kan worden vastgesteld dat het gebouw of de woning werd gesloopt of de functiewijziging werd uitgevoerd.

§3. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending.

De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister. Zij onderzoekt het verzoek tot schrapping op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een personeelslid als vermeld in artikel 2.2.6, § 7, DGPB. Het verzoek wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

De administratie neemt een beslissing over het verzoek tot schrapping binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.

§4.De administratie kan het gebouw of de woning ambtshalve uit het leegstandsregister schrappen, indien zij vaststelt dat aan de voorwaarden voor de schrapping, vermeld in artikel 5, §1 of §2, voldaan is.

 

Artikel 6 : Beroep tegen het besluit tot weigering van een schrapping

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand op de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de weigering van het verzoek tot schrapping, of ingaand op de datum van kennisgeving van de weigering van het verzoek tot schrapping, kan een zakelijk gerechtigde bij het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid beroep aantekenen tegen deze weigering. Het beroep wordt per beveiligde zending ingediend.

§2. Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister. Zij onderzoekt het verzoek tot schrapping op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een personeelslid als vermeld in artikel 2.2.6, § 7, DGPB. Het verzoek wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

Het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na ontvangst van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending ter kennis gebracht.

§3. Als het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid het beroep gegrond acht, wordt het gebouw of de woning geschrapt uit het leegstandsregister met als datum van schrapping het initiële verzoek tot schrapping.

Indien de beslissing tot weigering van het verzoek tot schrapping niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde ongegrond is, blijft het gebouw of de woning in het leegstandsregister opgenomen.

 

Artikel 7 : Slotbepaling

De gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2018 houdende goedkeuring van het gemeentereglement inzake het leegstandsregister van gebouwen en woningen wordt met ingang van 1 januari 2020 opgeheven en vervangen door onderhavig reglement. De panden die op heden reeds zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister, blijven opgenomen in het leegstandsregister.

Onderhavig reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2020 en wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 285 t.e.m. 287 van het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op leegstand van gebouwen en woningen.

 

De Gemeenteraad,

 

Gelet op de Grondwet, zoals gewijzigd, inzonderheid artikel 170, §4;

 

Gelet op het Decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, zoals gewijzigd, (hierna Vlaamse Wooncode);

 

Gelet op het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd;

 

Gelet op het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, zoals gewijzigd, (hierna DGPB);

 

Gelet op het Decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, inzonderheid artikel 52;

 

Overwegende dat dit laatste Decreet de decretale bepalingen i.v.m. de gemeentelijke leegstandsheffing in het DGPB opheft; Dat de gemeente nog steeds een leegstandsheffing kan innen op grond van de gemeentelijke fiscale autonomie; Dat het o.a. naar aanleiding van voormeld wijzigingsdecreet wel gepast voorkomt het bestaande belastingreglement van 17 december 2018 te updaten;

 

Gelet op het door de Gemeenteraad van 16 december 2019 vastgesteld reglement inzake het leegstandsregister van gebouwen en woningen;

 

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Overwegende dat het wenselijk is dat de woningen en gebouwen in de gemeente optimaal benut worden;

 

Overwegende dat de gemeente langdurige leegstand van woningen en gebouwen wenst te  voorkomen en bestrijden;

 

Overwegende dat de vrijstellingen in het reglement aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente;

 

Na beraadslaging,

 

 

 

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1: Definities

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

1° Eengezinswoning: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden;

   2° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a) een aangetekend schrijven;

b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;

3° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

4° Kamer:  een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;

5° Leegstaand gebouw: een gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning of -melding, milieuvergunning of -melding , of uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is.  Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

In afwijking hiervan wordt een nieuw gebouw als leegstaand beschouwd indien dat gebouw binnen 7 jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig het 1ste lid;

6° Leegstaande woning: een woning die gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie;

In afwijking hiervan wordt een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien de woning binnen 7 jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig het 1ste lid;

7° Leegstandsregister: het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in art 2.2.6 DGPB;

8° Woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

9° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van volgende zakelijke rechten:

a) de volle eigendom;

b) het recht van opstal of van erfpacht;

c) het vruchtgebruik.

 

2. LEEGSTANDSHEFFING

 

Artikel 2: Belastbare grondslag

§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting, zijnde de leegstandsheffing, gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens 12 opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.

 

§2. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de leegstandsheffing verschuldigd op het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van 12 maanden vanaf de datum van de 1ste verjaardag van de opnamedatum.

 

 §3. Bij de overdracht van het zakelijk recht van een gebouw of een woning geldt de datum van de authentieke overdrachtsakte als aanvangspunt voor het berekenen van de termijnen van 12 maanden.

 

Artikel 3: Belastingplichtige

§1. Belastingplichtig is diegene die op het ogenblik van het verschuldigd worden van de leegstandsheffing zakelijk gerechtigde is van het leegstaande gebouw of de leegstaande woning.

 

§2. Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de zakelijk gerechtigde, vermeld in §1, op het ogenblik dat een nieuwe termijn van 12 maanden verstrijkt, de belastingplichtige voor de nieuwe belasting.

 

§3. Zo er meerdere belastingplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde belasting.

 

§4. In het geval van overdracht van het zakelijk recht moet de overdrager van het zakelijk recht de verkrijger, voorafgaand aan de overdracht, in kennis stellen dat de woning of het gebouw is opgenomen in het leegstandsregister.

Tevens moet hij per beveiligde zending een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente, binnen 2 maanden na het verlijden van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:

naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;

datum van de akte, naam en standplaats van de notaris;

nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.

De overdrager van het zakelijk recht kan de instrumenterende ambtenaar vragen om dit in zijn plaats te doen.

Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.

 

Artikel 4: Berekening van de leegstandsheffing

§1.Het bedrag van de belasting wordt forfaitair vastgesteld op:

1° 1.500,00 euro voor een leegstaand gebouw;

2° voor een leegstaande woning:

a)      1.500,00 euro voor een eengezinswoning;

b)      100,00 euro voor een kamer;

c)       1.000,00 euro voor elke andere woning dan deze vermeld onder a) en b).

 

§2. Voor de daaropvolgende jaren:

Voor elke bijkomende nieuwe termijn van 12 maanden dat het gebouw of de woning in het leegstandsregister staat, wordt de belasting vermeerderd met:

      1.500,00 euro voor een leegstaand gebouw;

      voor een leegstaande woning:

b)      1.500,00 euro voor een eengezinswoning;

c)       100,00 euro voor een kamer;

d)      1.000,00 euro voor elke andere woning dan deze vermeld onder a) en b).

De belasting, zoals vastgesteld in §1, kan maximaal 4 maal vermeerderd worden met bovenvermeld bedrag.

§3. Bij de overdracht van het zakelijk recht van een gebouw of een woning geldt de datum van de authentieke overdrachtsakte als aanvangspunt voor het berekenen van de termijnen van 12 maanden.

 

Artikel 5: Vrijstellingen

§1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:

1° de belastingplichtige die volle eigenaar is van 1 enkele woning;

2° de belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling;

3° de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing;

4° de belastingplichtige die maximaal 1 jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning

§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:

1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd         onteigeningsplan;

2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;

3° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld   ontwerp van lijst tot bescherming als monument;

4° deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van  een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp  van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap;

5° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van 3 jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;

6° onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van 2 jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik;

7° gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken, renovatiewerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van 3 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning;

 

8° het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, §2, van de Vlaamse Wooncode;

 

9° het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode;

10° vervat is in een project dat aangemeld is bij de VMSW via het Projectportaal conform artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 oktober 2013 houdende de procedure voor de planning, de programmatie en de realisatie van woonprojecten. 

Indien de belastingplichtige de leegstand laat aanhouden omwille van een vreemde oorzaak die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, wordt eveneens een vrijstelling verleend.

 

Artikel 6: Inkohiering

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 7: Betaling van de belasting

De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 8: Bezwaar tegen de aanslag

§1.De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het College van Burgemeester en Schepenen. 

Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de 3de werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt binnen 15 dagen na de indiening ervan een ontvangstmelding afgegeven.

§2.Het bezwaarschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

3. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 9

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6  tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

 

Artikel 10

Onderhavig reglement treedt in voege op 1 januari 2020 en wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 285 t.e.m. 287 van het Decreet van 22 december 2017 over het Lokaal Bestuur.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Belastingreglement op nachtwinkels.

 

Overwegende dat nachtwinkels op het vlak van handhaving van de openbare orde en de openbare netheid, door hun aard en het tijdstip van hun activiteiten, een extra belasting voor veiligheids- en andere gemeentelijke openbare diensten vormen;

 

Overwegende dat het billijk is dat de betrokken handelszaken als tegenprestatie een bijzondere financiële inspanning doen;

 

Overwegende dat de Minister meent dat deze belastingen aanvaardbaar zijn voor zover het tarief niet meer bedraagt dan 6.000,00 euro voor de openingstaks en 1.500,00 euro voor de jaarlijkse belasting;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op de bepalingen van Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;

 

Gelet op de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening;

 

Stemmen voor:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen en Stefan Korthout

Stemt tegen:

Karen Broes

Onthouden zich:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

 

BESLUIT

Artikel 1:

Vanaf 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt zowel een openingsbelasting als een jaarlijkse belasting geheven op nachtwinkels gelegen op het grondgebied van de gemeente.

 

Artikel 2:

Voor de toepassing van het reglement moet onder nachtwinkels verstaan worden, elke winkel die in algemene voedingswaren en huishoudartikelen handelt en tussen 21 en 6 uur open is.

 

Artikel 3:

De openingsbelasting is een eenmalige belasting vastgesteld op 2.000,00 euro en verschuldigd bij elke opening van een nieuwe handelsactiviteit van een nachtwinkel. Elke wijziging van uitbating is gelijkgesteld met een nieuwe handelsactiviteit.

De aanslagvoet van de jaarlijkse belasting is vastgesteld op 1.000,00 euro per nachtwinkel.  De openingsbelasting en de jaarlijkse belasting zijn ondeelbaar en verschuldigd voor het ganse kalenderjaar, welke ook de aanvangs- of stopzettingsdatum van de economische activiteit of wijziging van uitbating in het jaar is.

De jaarlijkse belasting gaat in volgend op het jaar van inkohiering van de openingsbelasting, of bij gebreke hiervan, vanaf de inwerkingtreding van het huidig belastingreglement.

 

Artikel 4:

De belasting is solidair en ondeelbaar verschuldigd door de uitbater en de eigenaar van de handelszaak.

 

Artikel 5:

De eigenaar en/of uitbater van de nachtwinkel dient voorafgaandelijk aan elke economische activiteit aangifte te doen bij het gemeentebestuur.

Bij gebrek van aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover de gemeente beschikt.

 

Artikel 6:

In geval van tijdelijke of administratieve sluiting van de zaak om welke reden dan ook, kunnen de belastingplichtigen op geen enkele schadeloosstelling aanspraak maken.

 

Artikel 7:

Elke wijziging of stopzetting van economische activiteit dient onder verantwoordelijkheid van de belastingplichtigen onmiddellijk en per aangetekend schrijven te worden meegedeeld aan het gemeentebestuur.

 

Artikel 8:

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Artikel 9:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het reinigen van de openbare weg en het openbaar domein naar aanleiding van vervuiling.

 

Overwegende dat de inwoners van de gemeente Herselt genieten van een huisvuilophaaldienst;

 

Overwegende dat het gemeentebestuur passende maatregelen kan treffen ter vrijwaring van het leefmilieu;

 

Overwegende dat het opsporen van de identiteit van clandestiene afvalstorters supplementaire inspanningen vergt;

 

Overwegende dat de gemeente Herselt een Lokale Toezichthouder Milieu heeft die autonoom PV kan opmaken in het geval van het vaststellen van een sluikstort;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA);

 

Gelet op het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;

 

Gelet op de Zonale Politiecodex Zuiderkempen van 1 januari 2014, deel 6 Reinheid, hoofdstuk 1;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie geheven voor het reinigen van de openbare weg en het openbaar domein naar aanleiding van vervuiling.

 

Artikel 2:

De retributie bedraagt:

- de effectieve werkuren (opruiming en afvoer afval) aan 45,00 euro/uur/personeelslid,

- in voorkomend geval de machine-uren (kraan, vrachtwagen, vuilniswagen) aan 45,00 euro/uur/machine,

- vermeerderd met de verwerkingskosten van het opgeruimde afval volgens de geldende tarieven - en de door derden gefactureerde kosten worden doorgerekend.

 

Artikel 3:

Onder ‘vervuiling’ wordt verstaan: alle soorten afval, waaronder dierlijke uitwerpselen, huishoudelijk en niet-huishoudelijk afval, afbraakmaterialen, groenafval, enz…

 

Artikel 4:

De retributie is verschuldigd door één ieder die schuldig is aan de vervuiling van de openbare weg en het openbaar domein en/of afvalstoffen achterlaat op een wijze die niet overeenstemt met het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, de Politiecodex van 1 januari 2014, en andere wettelijke bepalingen terzake.

De retributie is verschuldigd door de persoon vermeld in het proces-verbaal, opgesteld door de gemeentelijke Toezichthouder Milieu of door de Lokale Politie.

 

Artikel 5:

De invordering zal geschieden door de Financieel Directeur.

 

Artikel 6:

De retributie moet betaald worden binnen de 30 dagen na het verzenden ervan.  Bij gebrek aan tijdige betaling zal de retributie verder ingevorderd worden op basis van art. 177 van het Decreet Lokaal Bestuur.

 

Artikel 7:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op de aanschaf van huisvuilzakken met opdruk 'HERSELT' voor huishoudelijk restafval.

 

Situering

De inwoners van de gemeente kunnen genieten van de huisvuilophaaldienst in de gemeente, onder de modaliteiten bepaald in het corresponderend belastingreglement.

Vanaf 1 juni 2014 kan gebruik gemaakt worden van witte huisvuilzakken met opdruk ‘Herselt’ voor huishoudelijk restafval, zowel zakken van 70 liter (met max. gewicht 15 kg) als zakken met inhoud van 30 liter (met max. gewicht 7 kg).

 

Wettelijke gronden

Het Decreet Lokaal Bestuur

Het Materialendecreet (VLAREMA).

 

Toelichting en advies

De kosten voor afvalinzameling en afvalverwerking vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de werkingskosten van de gemeente.

Het is dan ook billijk om voor de huisvuilzakken een bijdrage te vragen die kostendekkend is.

Er zijn witte zakken met opdruk ‘Herselt’ beschikbaar van 70 liter en van 30 liter, met een stropsluiting (10 zakken per rol).

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2020 wordt een retributie geheven op de verkoop van huisvuilzakken met opdruk ‘Herselt’. Deze retributie bedraagt:

-18,00 euro per rol witte zakken met opdruk ‘Herselt’ van 70 liter (10 zakken)

-10,00 euro per rol witte zakken met opdruk ‘Herselt’ van 30 liter (10 zakken)

 

Artikel 2:

De retributie dient betaald te worden op het ogenblik van de afhaling van de huisvuilzakken.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het ophalen van grof vuil.

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 24 februari 2014 waarbij de gemeente de exploitatie van het recyclagepark overdroeg aan IOK en het diftar-principe (“de vervuiler betaalt”) werd doorgevoerd;

 

Overwegende dat grof vuil ook nog huis aan huis wordt opgehaald en het billijk is om ook hier het diftar-principe door te voeren;

 

Overwegende dat de kosten voor inzameling en verwerking van grof vuil verhaald worden op de aanbieders via een gedifferentieerde retributie en dit in functie van de afvalsoort, de frequentie van aanbieding en in functie van het aangeboden gewicht;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2020 wordt er een retributie geheven voor het ophalen van grof vuil.

 

Artikel 2:

De retributie voor de ophaling van grof vuil wordt vastgesteld als volgt:

-per ophaling (voorrijkost) 15,00 euro

-te verhogen met een retributie van 0,22 euro per kg grof vuil.

 

Artikel 3:

De retributie is verschuldigd door de gebruiker/aanvrager van de dienstverlening inzake de ophaling van grof vuil.  Voor deze retributie wordt er, na ophaling, een factuur opgemaakt en verzonden naar de gebruiker/aanvrager van de dienst.

 

Artikel 4:

Bij gebrek aan betaling in der minne zal de retributie ingevorderd worden volgens de regels beschreven in het gemeentedecreet en haar uitvoeringsbesluiten.

 

Artikel 5:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement groene zakken plastiekafval, blauwe zakken PMD-afval, biobags en geventileerde keukenemmers.

 

Gelet op het retributiereglement op aanschaf van bijkomende plastiekzakken voor het ophalen van huishoudelijk restafval;

 

Overwegende dat de raad het opportuun vindt dit retributiereglement aan te vullen met betrekking tot de groene plastiekzakken, gebruikt voor de selectieve aflevering van plastiek evenals met betrekking tot de blauwe plastiekzakken gebruikt voor de selectieve ophaling/aflevering van PMD;

 

Overwegende dat in dit geval een retributie van 0,25 euro  per bijkomende zak (50 liter) als billijk wordt beschouwd;

 

Overwegende dat er (exclusief voor de erkende verenigingen) ook grote (120 liter) blauwe en groene plastiekzakken beschikbaar zijn;

 

Overwegende dat er biobags beschikbaar  zijn om vrijblijvend te gebruiken in een GFT-container van 120 liter;

 

Overwegende dat voor deze biobags een retributie van 0,60 euro per zak (120 liter) als billijk wordt beschouwd;

 

Overwegende dat er vanaf 1 juni 2014 geventileerde keukenemmertjes beschikbaar zijn voor het deponeren van groenten- en fruitafval in huis; hiervoor zijn ook kleine biobags verkrijgbaar (10 liter);

 

Overwegende dat voor deze keukenemmertjes een retributie van 3,00 euro en voor de biobags van 10 liter 0,12 euro per zak als billijk wordt beschouwd;

 

Gelet op het schrijven van IOK van 25 oktober 2019 waarin ze melden dat de kleine biobags zullen vervangen worden door papieren zakjes (pakket van 80 zakjes met inhoud van 8 liter);

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Er wordt met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 een retributie ingesteld voor:

- de groene plastiekzakken (selectieve aflevering van plastiekafval) (50 liter) en blauwe plastiekzakken (selectieve ophaling/aflevering van PMD) (50 liter) van 0,25 euro per zak gevorderd worden

- de groene plastiekzakken (120 liter) en blauwe zakken (120 liter) die exclusief ter beschikking gesteld worden van erkende Herseltse verenigingen tegen 0,60 euro per zak

- de biobag voor gebruik in een GFT-container van 120 liter tegen 0,60 euro  per zak.

- de geventileerde keukenemmer tegen 3,00 euro

- de kleine biobag voor gebruik in de keukenemmer tegen 0,12 euro per zak

- de kleine papieren zak tegen 0,075 euro per zak

 

Artikel 2:

Het bedrag zal steeds gevorderd worden van de persoon aan wie de zakken worden overhandigd.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het ophalen van steenpuin, snoeihout en boomstronken.

 

Overwegende dat met betrekking tot het geselecteerd ophalen van huishoudelijke afvalstoffen, aan de inwoners nu reeds een verregaande service wordt geboden, m.n. het ophalen van restafval, grof vuil, papier, PMD, groente-, fruit- en tuinafval;

 

Overwegende dat particulieren bovendien terecht kunnen op een zeer degelijk uitgebouwd recyclagepark;

 

Overwegende dat de gemeente hierbij voldoet aan zijn elementaire verplichtingen met betrekking tot het ophalen van het huishoudelijk afval;

 

Overwegende dat de gemeente supplementair ook nog het ophalen wenst te organiseren van steenpuin,  snoeihout en boomstronken op uitdrukkelijke vraag van de inwoners. Ondermeer omwille van budgettaire redenen wenst de raad deze supplementaire ophalingen ook te beperken tot deze fracties;

 

Overwegende echter dat het dan ook billijk is om een bijkomende retributie te eisen voor het ophalen van dit geselecteerd steenpuin, snoeihout en boomstronken;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie geheven voor het ophalen van steenpuin, snoeihout en boomstronken. Deze ophaling gebeurt op verzoek van betrokkenen door de gemeentelijke reinigingsdienst tegen betaling van een retributie van 250,00 euro per vrachtwagen, met een maximum van 3 vrachtwagens, ongeacht de mate waarin deze is volgeladen.

Bij een en dezelfde ophaling kunnen steenpuin, snoeihout en boomstronken NIET worden vermengd.

 

Artikel 2:

Onder snoeihout wordt verstaan: takken, struikgewas, coniferen (tot een diameter 20 cm incl. stronk), hagen.

Boomstronken mogen een maximale stamdiameter hebben van 20 cm en moeten ontdaan zijn van zand.

 

Artikel 3:

Het verschuldigd bedrag wordt als waarborg neergelegd in handen van de Financieel Directeur ten laatste voor de eerste of enige ophaling. Het kwijtschrift, dat onmiddellijk wordt afgeleverd, dient op elk verzoek van de gemeentebeambten vertoond te worden.

 

Artikel 4:

De retributie wordt eisbaar op het ogenblik van de eerste of enige ophaling.

 

Artikel 5:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het ophalen van gesorteerd GFT-afval.

 

Overwegende dat de raad wenst over te gaan tot de invoering van onderhavig retributiereglement;

 

Overwegende dat de ophaling van het GFT-afval jaarlijks grote uitgaven vergt, waarvan de kostprijs stijgt naarmate meer GFT-afval wordt meegegeven;

 

Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente het invoeren van bepaalde maatregelen vergt;

 

Gelet op de politieverordening op het ophalen en de verwerking van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2020 wordt een retributie gevestigd op het ophalen van gesorteerd GFT-afval in een door de gemeente ter beschikking gestelde GFT-container, voorzien van een sticker. De sticker wordt door de gemeente ter beschikking gesteld en geldt enkel voor het gebruik van een GFT-container.

 

Artikel 2:

De retributie wordt vastgesteld per sticker en is geldig voor het ganse aanslagjaar: 67,00 euro (container van 120 liter) en 33,50 euro (container van 40 liter).

 

Artikel 3:

De retributie dient betaald te worden op het ogenblik van de afhaling van de sticker of GFT-container.

 

Artikel 4:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op de verkoop van compost, potgrond, strooizout, compostvaten en compostbakken.

 

Overwegende dat de raad wenst over te gaan tot de invoering van onderhavig retributiereglement;

 

Overwegende dat er veel vraag is naar GFT-compost (los en in zakken), strooizout, compostvaten en compostbakken;

 

Overwegende dat het GFT-compost, het strooizout en compostvaten verkocht zullen worden tegen kostprijs;

 

Overwegende dat het gratis ter beschikking stellen van het compost aan de particulier niet in overeenstemming is met het VLACO-label en bijgevolg niet toegelaten is;

 

Gelet op de recente prijsaanpassingen van compost door IOK Afvalbeheer;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

                 Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie ingevoerd op de verkoop van GFT-compost, strooizout, compostvaten en compostbakken.

 

Artikel 2:

De retributie bedraagt:

 

- voor compost en potgrond:

compost per zak van 40 liter2,00 euro

compost fijn (topdressing) per zak van 40 liter4,00 euro

compost los per kg (afgehaald op recyclagepark)0,01 euro

potgrond per zak van 50 liter4,00 euro

 

- voor strooizout:

per zak van 25 kg4,00 euro

 

- voor compostvat15,00 euro

 

- voor compostbak (incl. levering aan huis)45,00 euro

 

Artikel 3:

De retributie GFT-compost, potgrond, strooizout, compostvat en compostbak dient betaald te worden aan de Financieel Directeur of diens aangestelde, door de afhaler op het ogenblik van afhaling van de goederen. De retributie voor compostbak dient voor de levering ervan door de aanvrager betaald te worden aan de Financieel Directeur of diens aangestelde.

 

Artikel 4:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement huis-aan-huis hakselen

 

Overwegende dat het volume snoeihout dat op het recyclagepark wordt aangevoerd nog steeds toeneemt en dat de afvoer en de verwerking ervan voor grote bijkomende kosten zorgen;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Overwegende dat het voorkomen van afval prioritair is binnen het gevoerde afvalbeleid;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie geheven op het - op verzoek - huis-aan-huis hakselen van snoeihout. De gemeente stelt een hakselaar en 1 personeelslid ter beschikking.

 

Artikel 2:

Het bedrag van de retributie wordt vastgesteld op 25,00 euro per begonnen half uur.

In de bedragen zijn de transportkosten inbegrepen.

 

Artikel 3:

Het snoeihout dient aangeboden te worden:

- los en zonder andere voorwerpen (koorden, plastiek, ….)

- met een doorsnede van max. 10 cm

- op een voor de gemeentelijke diensten gemakkelijk bereikbare plaats langs de openbare weg.

De houtsnippers blijven eigendom van de aanvrager.

 

Artikel 4:

De retributie is verschuldigd door de persoon die de werken aanvraagt.

 

Artikel 5:

Bij beëindiging van de werken krijgt de aanvrager een overzicht van de geleverde werken.

Een kopie hiervan wordt aan de Financieel Directeur bezorgd. Op basis hiervan wordt een factuur opgemaakt die binnen de maand dient betaald te worden.

 

Artikel 6:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het leveren van allerhande afvalfracties op het recyclagepark.

 

Situering

De kosten voor afvalinzameling en afvalverwerking vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de werkingskosten van de gemeente.

 

De gemeenteraad wenst dan ook over te gaan tot het invoeren van een retributie op een aantal van deze afvalfracties die aangeleverd kunnen worden op het recyclagepark.

 

Wettelijke gronden

Gemeentedecreet en het Decreet Lokaal Bestuur

VLAREM-wetgeving.

Materialendecreet.

Vlaams decreet inzake duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen.

Politieverordening betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en het gebruik van het recyclagepark.

Milieubeleidsplan.

 

Toelichting en advies

De kosten verbonden aan het verwerken van de, op het recyclagepark, ingezamelde afvalfracties lopen steeds verder op. Daarnaast levert de gemeente belangrijke inspanningen om de bevolking een performant recyclagepark aan te bieden binnen de eigen gemeente. Het is dan ook billijk om van de gebruikers van het recyclagepark die het afval aanleveren een bijdrage te vragen.

 

Het is aangewezen om de tarieven zo veel als mogelijk vast te stellen conform het principe ‘de vervuiler betaalt’.

 

Voor asbesthoudende producten geldt dat deze fractie gratis moet ingezameld worden, zij het dat hiervoor een hoeveelheidsbeperking kan opgelegd worden.

 

Het schepencollege stelt de raad voor om voortaan ook, tegen vergoeding, wikkelfolie te aanvaarden op het recyclagepark. Het voorgestelde tarief is enkel geldig tijdens de periode van de door IOK georganiseerde inzamelactie van landbouwfolies. Buiten deze periode zal voor de folie het tarief van grof vuil gelden.

 

Het recyclagepark wordt sinds maart 2014 uitgebaat door de intercommunale IOK Afvalbeheer, vanaf 2015 wordt er gebruik gemaakt van een weegbrug; de tarieven voor de aangeleverde fracties dienen bepaald te worden per kilogram.

 

Stemmen voor:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen, Karen Broes en Stefan Korthout

Onthouden zich:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

 

BESLUIT

 

Artikel 1:

Dit reglement vervangt alle voorgaande retributiereglementen m.b.t. het aanleveren van allerhande afvalstoffen op het recyclagepark.

 

Artikel 2:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie geheven op het leveren van allerhande afvalfracties op het recyclagepark.

 

Artikel 3:

Het bedrag van de retributie wordt vastgesteld als volgt:

 

Grof vuil:0,22 euro/kg

 

Steenpuin en beton:0,02 euro/kg

 

Kalk, gyproc of roofing:0,125 euro/kg

 

Harde kunststoffen:0,10 euro/kg

 

Asbest:0,20 euro/kg; vrijstelling van 200 kg/jaar/gezin

 

Tuinafval, grasmaaisel, snoeiafval, boomstronken, bladeren en boomvruchten:

0,10 euro/kg; vrijstelling van heffing voor de aanleveringen van snoeiafval vanaf 1 oktober tot 1 maart van het jaar daaropvolgend. De eerste periode van vrijstelling start op 1 januari 2020 (tot 1 maart 2020)

             

Herbruikbaar hout:0,10 euro/kg

 

Niet-herbruikbaar hout:0,125 euro/kg

             

Vlak glas:0,10 euro/kg

             

Professionele elektrische of elektronische toestellen:

25,00 euro per toestel

Piepschuim:minder dan 60 liter: gratis

60 tot 200 liter: 1,00 euro

meer dan 200 liter: 6,50 euro/zak van 1400 liter

 

Wikkelfolie (tijdens inzamelactie IOK):

0,02 euro/kg

 

Artikel 4:

De aanleveringscondities van de diverse afvalstoffen worden geregeld door de politieverordening betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en het gebruik van het recyclagepark, zoals goedgekeurd bij gemeenteraadsbesluit.

 

Artikel 5:

De retributie wordt eisbaar op het ogenblik van de levering op het recyclagepark.

 

Artikel 6:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op administratieve prestaties

 

Situering

Er worden door de administratie verschillende diensten geleverd waaromtrent het billijk is een aangepaste vergoeding te heffen en dit rekening houdende met de kostprijs en de gepresteerde diensten.

 

Wettelijke gronden

Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 2, zoals gewijzigd bij decreten van 8 juli 1996, 8 juli 1997, 15 juli 1997 en 7 juli 1998.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2020 wordt een retributie geheven op de aflevering van onderstaande stukken tegen een tarief vermeld tegenover het stuk:

1.1.  - fotokopies van bestuursdocumenten (A4/A3)                                               0,05/0,10 euro

         - kleurenfotokopie van bestuursdocumenten (A4/A3)                                      0,30/0,60 euro             

         - planafdruk per lopende meter zwart-wit                                               5,00 euro

         - planafdruk per lopende meter kleur                            20,00 euro

1.2. - drukwerk (voor Herseltse verenigingen)

 

Prijs in euro per kopie

Zwart/wit kopie

Kleurenkopie

A4 - 80 gr

0,02

0,20

A4 - 80 gr – recto/verso

0,04

0,40

A4 - 80 gr - gekleurd papier

0,05

0,23

A4 - 80 gr - gekleurd papier – recto/verso

0,07

0,43

A4 - 120 gr

0,07

0,25

A4 - 120 gr – recto/verso

0,10

0,46

A4 - 160 gr

0,07

0,25

A4 - 160 gr - recto/verso

0,10

0,46

A3 - wit

0,05

0,23

A3 – recto/verso

0,07

0,43

A3 - gekleurd papier

0,10

0,28

A3 - gekleurd papier – recto/verso

0,15

0,51

 

1.3. - dagorde gemeenteraad              6,20 euro/jaar

1.4. - genealogische opzoekingen (stamboom) uitgevoerd

door het personeel geleverd werk,               met een min.

van 1 uur              50,00 euro per uur

1.5. - plastiekhouders rijbewijzen              0,30 euro               per stuk

1.6. - plastiekhouders identiteitskaarten              0,30 euro              per stuk

1.7. - attest immatriculatie + duplicaten                            5,00 euro

1.8. - duplicaat trouwboekje                            20,00 euro

1.9. - naamplaatje asverstrooiïng                            30,00 euro

1.10. - schriftelijk aangevraagde stedenbouwkundige             

uittreksels, met betrekking tot onroerende goederen              75,00 euro              per               aanvraag

1.12 chipkaarten voor toegang tot het recyclagepark                            5,00 euro per kaart

 

Artikel 2:

Hogervermelde retributies worden verhoogd met gebeurlijk te maken portkosten, behoudens wat betreft het versturen van fotokopies van bestuursdocumenten, naar aanleiding van vragen van burgers tot verzending van hogeraangeduide stukken.

 

Artikel 3:

De retributie dient betaald te worden door de aanvrager op het moment van de aanvraag.

 

Artikel 4:

De retributies worden niet geïnd voor inlichtingen en stukken gevraagd door het rijk, de provincie, het Vlaams Gewest, de gemeenten, de OCMW’s, sociale bouwmaatschappijen en de stichtingen studiebeurzen.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op verkoop van materialen vanuit de jeugddienst (o.a. polsbandjes, buttons, oordopjes...)

 

Situering

De gemeente levert inspanningen op het vlak van veilig en verantwoord fuiven.  Hiervoor worden polsbandjes en oordopjes verkocht.  Het gebruik van polsbandjes zou moeten leiden tot verantwoord en wettelijk (in functie van de leeftijd van jongeren) gebruik van alcoholische dranken op fuiven.

Deze bandjes worden, op basis van de leeftijd, verdeeld door de organisatoren van fuiven en evenementen onder de feestvierders.

Ter bescherming van het gehoor tijdens muzikale activiteiten biedt de jeugddienst oordopjes aan aan de organiserende verenigingen.

De gemeentelijke jeugddienst beschikt over machines voor het maken van buttons. 

Erkende verenigingen en scholen uit Herselt kunnen deze machines ontlenen indien ze het nodige materiaal (buttons) bij de jeugddienst aankopen.

 

Wettelijke gronden

Wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 24 januari 1977.

 

Toelichting en advies

Het lijkt billijk dat de gebruiker een bijdrage leveren in de kosten voor polsbandjes en oordopjes.

De buttonmachine kan enkel gebruikt worden met de buttons van de jeugddienst, voor deze buttons zal een retributie gevraagd worden.  Ze worden in een veelvoud van 10 stuks verkocht.

 

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt een retributie gevestigd ten laste van diegene die zich de artikelen van de jeugddienst aanschaft.

 

Artikel 2:

In het kader van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, stelt de jeugddienst polsbandjes ter beschikking. Deze bandjes worden, op basis van leeftijd, verdeeld door organisatoren van fuiven en evenementen onder de feestvierders.

 

Artikel 3:

Rekening houdend met de inspanningen die de gemeente levert op het vlak van veilig en verantwoord fuiven, is het billijk dat de gebruiker een bijdrage levert in de kosten voor de polsbandjes en oordopjes.

 

Artikel 4:

De organisatoren van de hieronder weergegeven soorten fuiven of evenementen dienen de polsbandjes te gebruiken binnen de gemeente Herselt:

  •            jeugdfuiven door verenigingen
  •            optredens georganiseerd door het jeugdhuis met inkom
  •            fuiven georganiseerd door privé-organisaties of personen
  • evenementen waar muziek wordt gespeeld (hoofddoel), alcohol wordt geschonken en een inkom wordt gevraagd.

 

Artikel 5:

Naast de vanzelfsprekende mogelijkheid tot het consumeren van frisdrank, zijn er in het kader van de consumptie van alcoholische dranken twee soorten polsbandjes beschikbaar.

- oranje voor 16 tot 18-jarigen: deze groep mag enkel gegiste drank nuttigen (bier en wijn).

- groen voor +18-jarigen: deze groep mag gedistilleerde en gegiste dranken nuttigen. Alcoholhoudende dranken van meer dan 22 % worden, ongeacht de productiewijze, als sterke (gedistilleerde) dranken beschouwd.

 

Artikel 6:

Organisatoren kunnen de polsbandjes verkrijgen op de jeugddienst: aan de hand van het aantal verwachte bezoekers worden een bepaald aantal polsbandjes ter beschikking gesteld.

 

Artikel 7:

De retributie van polsbandjes (per blad van 10 stuks) is vastgesteld op 0,50 euro, de retributie voor buttons (per 10 stuks) bedraagt 2,00 euro en de retributie voor oordopjes (per 25 paar) is 4,00 euro.

 

Artikel 8:

De retributie is verschuldigd door de organisator/ontlener en wordt bij afhaling van de goederen aan de jeugddienst betaald. Na inlevering van de overgebleven (bruikbare) artikelen worden deze terugbetaald aan de organisator/ontlener.

 

Artikel 9:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op gebruik van elektriciteitskasten door markt- en foorkramers.

 

Situering

De gemeente stelt elektriciteitskasten ter beschikking voor markt-  en foorkramers.

Door de recente stijgingen van de elektriciteitsprijzen lijkt het billijk om de bestaande tarieven aan te passen.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1: 

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt een retributie gevestigd ten laste van diegene die gebruik maakt van een door de gemeente ter beschikking gestelde elektriciteitskast.

 

Artikel 2:

Volgende forfaitaire tarieven worden vastgesteld:

-Vermogen tot 5 kVa:25,00 euro

-Vermogen tot 15 kVa:50,00 euro

-Vermogen tot 25 kva:100,00 euro

Het bedrag van de retributie geldt per aansluiting per week.

Voor een aansluiting op de elektriciteitskasten, door marktkramers of handelaars ambulante handel, met een maximum duurtijd van 6 u wordt een forfaitair tarief van 12,00 euro vastgesteld.

 

Artikel 3:

Enkel de gebruiker die voor zijn installatie(s) een positief keuringsverslag met vermelding van het vermogen in kVa kan voorleggen, mag gebruik maken van een elektriciteitskast.

 

Artikel 4:

De retributie is verschuldigd door de gebruiker en dient voorafgaandelijk betaald te worden bij de Financieel Directeur of zijn afgevaardigde tegen afgifte van een ontvangstbewijs bij eenmalig gebruik of binnen de maand na ontvangst van een factuur bij meermaals gebruik.

 

Artikel 5:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het gebruik van elektriciteit door aansluiting op het elektriciteitsnet via foor- of marktkasten op openbaar domein.

 

Overwegende dat er foor- en marktkasten geplaatst werden op diverse gemeentelijke pleinen;

 

Overwegende dat er op deze manier kan genoten worden  van een voordelige, beveiligde en gekeurde aansluiting op het elektriciteitsnet bij de organisatie van een occasionele activiteit;

 

Overwegende dat het gemeentebestuur serieuze financiële inspanningen heeft geleverd om deze aansluitingskasten te laten plaatsen en het onderhoud en de keuringen dient te verzekeren;

 

Overwegende dat het dan ook billijk is een vergoeding te vragen aan de gebruikers voor aansluiting op het elektriciteitsnet en het verbruik van elektriciteit;

 

Overwegende dat dit elektriciteitsverbruik aan kostprijs zal doorgerekend worden;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie van 20,00 euro geheven voor de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet gedurende de duur van de activiteit d.m.v. de foor- en marktkasten op openbaar domein.

 

Artikel 2:

De retributie voor de verbruikte elektriciteit wordt vastgesteld op 0,25 euro per begonnen kWh. Om het verbruik te bepalen zal de meterstand bij aanvang en bij einde van de aansluiting genoteerd worden door de gemeentelijke diensten.

 

Artikel 3:

Dit reglement is niet van toepassing op de foorkramers en marktkramers die gebruik maken van de aansluitingen voor elektriciteit van de verdeelkasten. De foorkramers en marktkramers zijn onderworpen aan een ander retributiereglement.

 

Artikel 4:

De ontvangst van deze retributie gebeurt door de Financieel Directeur tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

 

Artikel 5:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het gebruik van de stroomgenerator.

 

Overwegende dat de verenigingen gebruik kunnen maken van de stroomgenerator, eigendom van de gemeente Herselt, voor hun activiteiten;

 

Overwegende dat het billijk is de verenigingen de stroomgenerator te laten gebruiken en de verbruikte brandstof aan te rekenen d.m.v. een retributie;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie geheven op  het gebruik van de gemeentelijke stroomgenerator en op de verbruikte brandstof.

 

Artikel 2:

Volgende tarieven worden vastgesteld:

- de retributie voor het gebruik van de gemeentelijke stroomgenerator bedraagt 20,00 euro per activiteit

- de retributie voor de verbruikte brandstof bedraagt 1,00 euro per liter. De brandstof wordt bijgevuld door de gemeentelijke diensten na afloop van de activiteit.

 

Artikel 3:

De ontvangst van deze retributie gebeurt door de Financieel Directeur tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

 

Artikel 4:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement voor het uitvoeren van werken voor derden op de openbare wegenis en het gebruik van signalisatiematerialen (in het kader van signalisatievergunningen).

 

Overwegende dat het gemeentebestuur regelmatig wordt verzocht werken uit te voeren voor derden op het openbaar domein (openbare wegenis);

 

Overwegende dat het gemeentebestuur regelmatig dient over te gaan tot het uitvoeren van herstellings-werken allerhande ten gevolge van particuliere bouwwerken of andere activiteiten;

 

Overwegende dat het uitvoeren van deze werken aan de gemeente lasten en kosten veroorzaakt en het gepast is hiervoor vanwege de belanghebbende een billijke vergoeding te eisen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Gelet op de Politiecodex Zuiderkempen van 1 januari 2014, art. 222, meer bepaald de vaststelling van de voorwaarden voor het inbuizen van grachten;

 

Gelet op de bepalingen van de Politiecodex Zuiderkempen, art. 101 – verboden werken op openbaar domein uit te voeren;

 

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt een retributie geheven op het uitvoeren door de gemeente van werken voor derden, op hun verzoek, op de openbare wegenis.

 

Artikel 2:

De tarieven worden als volgt samengesteld:

 

inbuizingen van baangrachten

plaatsen of verwijderen van de buizen:20,00 europer lopende meter

buizen (2,5 m lengte):diameter 40 cm80,00 europer stuk

diameter 50 cm100,00 europer stuk

diameter 60 cm140,00 europer stuk

diameter 100 cm400,00 europer stuk

buizen (1 m lengte):diameter 40 cm32,00 europer stuk

diameter 50 cm40,00 europer stuk

diameter 60 cm60,00 europer stuk

diameter 100 cm160,00 europer stuk

 

plaatsen of verwijderen van kopmuren

300,00 euro per kopmuur, inclusief materialen

 

plaatsen of verwijderen van straatgoten met een breedte van 50 cm

plaatsen (excl. goten) of verwijderen van de goten20,00 europer lopende meter

goten (1 m lengte):25,00 europer stuk

Per lopende meter dient begrepen te worden als lopende meter in de langsrichting van de openbare wegenis.

 

plaatsen of verwijderen van betonklinkers (opritten)

plaatsen (incl. gestabiliseerd zand, excl. klinkers) of verwijderen klinkers

60,00 europer lopende meter

Betonklinkers (enkel grijze)25,00 europer lopende meter

Per lopende meter dient begrepen te worden als lopende meter in de langsrichting van de openbare

wegenis.

 

plaatsen of verwijderen van grasdallen

plaatsen of verwijderen van grasdallen (excl. Grasdallen)    60,00 euro    per lopende meter

grasdallen    25,00 euro   per lopende meter

Per lopende meter dient begrepen te worden als lopende meter in de langsrichting van de openbare

wegenis

 

Gebruik signalisatiematerialen (borden, palen, nadar) (in functie van aangevraagde signalisatievergunningen)

Voor het gebruik van gemeentelijke signalisatieborden wordt er een retributie gevraagd van 20,00 euro voor de eerste dag, ongeacht het aantal signalisatieborden/materialen.

Dit tarief wordt verhoogd met 5,00 euro per dag vanaf de tweede dag gebruik (uitgezonderd zon- en feestdagen).

De borden worden geleverd en opgehaald door de gemeentelijke diensten.

 

Andere opdrachten

Werkuren personeel45,00 europer begonnen uur

Gebruik vrachtwagen (excl. personeel)45,00 europer begonnen uur

Gebruik bandenkraan (excl. personeel)45,00 euro per begonnen uur

 

Artikel 3:

De retributie is verschuldigd door de persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks de werken aanvraagt of de werken veroorzaakt.

 

Artikel 4:

De invordering zal geschieden door de Financieel Directeur.

 

Artikel 5:

De invordering moet betaald worden:

- indien zij onmiddellijk berekenbaar is, bij aanvraag

- indien zij niet onmiddellijk berekenbaar is, bij beëindiging van de werken.

 

Artikel 6:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het afleveren van bewonersparkeerkaarten

 

Gelet op de besluiten van de gemeenteraad van Herselt van 27 maart 1996 en 24 april 1996 terzake;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Er wordt met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 een retributie gevestigd op de aflevering van een bewonersparkeerkaart, waardoor het mogelijk wordt parkeerfaciliteiten te benutten, bedoeld in het artikel 27 ter van het algemeen reglement van de politie van het wegverkeer.

 

Artikel 2:

De retributie valt ten laste van de titularis-bewoner welke voldoet aan de bepalingen van desbetreffend ministerieel besluit en rondschrijven.

De prijs van de uitgereikte bewonersparkeerkaart wordt vastgesteld op 3,75 euro/maand, met een maximum van 37,5 euro/jaar.

De kaarten tegen voornoemde tarieven uitgereikt, zijn alleen van toepassing in die straten waar bij toepassing van het algemeen aanvullend reglement op de politie van het wegverkeer, het bewonersparkeren wordt ingevoerd.

De bewonersparkeerkaart dient zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te worden aangebracht of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig.

De bewonersparkeerkaarten worden uitgereikt door het gemeentebestuur.

 

Artikel 3:

Het bedrag van de retributie wordt betaald aan de Financieel Directeur of aan zijn/haar aangestelde bij het afleveren van de bewonersparkeerkaart.

 

Artikel 4:

Een bijkomend recht van 7,50 euro is verschuldigd voor het bekomen van een duplicaat, ongeacht de reden van de aflevering.

 

Artikel 5:

De gebruiker zal geen bezwaar kunnen indienen, wanneer hij, niettegenstaande het heffen van de retributie, toch niet mag parkeren, om redenen vreemd aan de wil van het bestuur of ingeval van verplichte evacuatie van het voertuig bij politiebevel.

 

Artikel 6:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement maaien sportvelden.

 

Gelet op het groot aantal aanvragen vanuit de sportverenigingen binnen onze gemeente tot het maaien van sportterreinen;

 

Gelet op de lasten hieruit voortspruitend voor de gemeente;

 

Gelet op het feit dat de gemeente financiële middelen nodig heeft voor zijn werking en investeringen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2020 wordt een retributie geheven op het maaien van sportvelden.

 

Artikel 2:

De maaibeurten worden verzorgd al naargelang de behoeften met een maximale frequentie van éénmaal per week.

 

Artikel 3:

De retributie bedraagt 300,00 euro per jaar en per terrein.

Verenigingen die meerdere terreinen laten maaien zullen een evenredig veelvoud van dit bedrag betalen.

Verenigingen aangesloten bij de gemeentelijke sportraad dienen slechts 250,00 euro of een veelvoud daarvan te betalen.

 

Artikel 4:

De periode waarin gemaaid wordt loopt van 1 mei tot 31 oktober.

 

Artikel 5:

Het bedrag van de retributie wordt betaald aan de Financieel Directeur of  aan zijn aangestelde.

 

Artikel 6: 

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op het vervoer van materialen voor de culturele verenigingen en scholen.

 

Overwegende dat de raad wenst over te gaan tot het heffen van een retributie op het vervoer van materialen voor de culturele verenigingen en scholen;

 

Overwegende dat de verenigingen zn scholen gebruik kunnen maken van de diensten van het gemeentepersoneel en het gemeentelijke voertuigenpark om hun materialen te vervoeren;

 

Overwegende dat het dan ook billijk is een vergoeding te vragen aan de culturele verenigingen en scholen voor het transport van hun materialen;

 

Overwegende dat een retributie van 0,50 euro zal worden geheven per afgelegde kilometer vervoer met de vrachtwagen;

 

Gelet op de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie geheven op het vervoer van materialen voor culturele verenigingen en scholen.

 

Artikel 2:

De verschuldigde retributie bedraagt 0,50 euro per afgelegde kilometer vervoer met de vrachtwagen. Indien de vereniging zowel heen- als terugreis wenst, zal de chauffeur ter plaatse wachten; hiervoor wordt per wachtuur een retributie van 20,00 euro aangerekend. Ieder begonnen uur wordt aanzien als een volledig uur.

 

Artikel 3:

De ontvangst van deze retributie gebeurt door de Financieel Directeur tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

 

Artikel 4:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement met betrekking tot de aanrekening van kosten in verband met aanmaningen en verwijlintresten.

 

Situering

Het gebeurt regelmatig dat belastingen, retributies, huurgelden en onkostennota’s niet tijdig betaald worden.

Hiervoor worden dan aanmaningen opgemaakt en al dan niet aangetekend verstuurd.  Soms dienen er  invorderingsdossiers via deurwaarder of advocaat opgemaakt  te  worden. Dit brengt hoge kosten met zich mee.

De verplichting om de herinneringsbrief ‘aangetekend’ te verzenden werd door de Wet van 20

februari 2017 geschrapt aangezien in de praktijk bleek dat het merendeel van de aangetekende

herinneringsbrieven niet werden afgehaald. Sinds 1 mei 2017 werd de aangetekende herinneringsbrief vervangen door een gewone (niet aangetekende) herinneringsbrief (nieuw lid 2 en 3 in artikel

298 § 2 lid 2 WIB 92, die lid 2 tot 4 vervangen). Gemeentebesturen zijn dus in normale

omstandigheden nog altijd verplicht om een herinneringsbrief te versturen voorafgaand aan de

gedwongen invordering van een belastingschuld, alleen hoeft die herinnering niet langer aangetekend verstuurd te worden. Enkel als de verjaring van de schuld gestuit moet worden, kan het bestuur niet

anders dan aangetekend aanmanen. Een gewone herinneringsbrief is immers niet verjaringsstuitend,

een aangetekende aanmaning is dat wel. (zie artikel 443bis, § 2, 3° WIB 92). Dit laatste wordt ook

bevestigd in het antwoord van Vlaams Minister Liesbeth Homans op de vraag, nr. 207 van 15.1.2018

van de Heer Marnic De Meulemeester. Het gemeentebestuur mag aldus de laatste herinnering per

gewone post verzenden, behalve wanneer de verjaring gestuit moet worden.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur

 

Toelichting en advies

Het lijkt billijk om kosten  in verband met aanmaningen en verwijlintresten aan te rekenen , toepasselijk op belasting- en retributiereglementen, huurcontracten en onkostennota’s.

Vlaams Minister Liesbeth Homans heeft in haar antwoord op de vraag nr. 207 van

15.1.2018 van de Heer Marnic De Meulemeester bevestigd dat het feit dat het WIB thans geen

rechtsgrond meer voorziet voor het doorrekenen van verzendingskosten op de belastingplichtige, niet betekent dat het verhalen van de verzendingskost door het gemeentebestuur op de

belastingplichtigen verboden is. Volgens de Vlaamse Minister zal de gemeente zich alleen zelf een

rechtsbasis moeten verschaffen. Zo kan het een op zichzelf staand retributiereglement aannemen.

Verder kan het standpunt van de Vlaamse Minister ook worden bijgetreden dat in de regelgeving

enkel wordt opgelegd dat de verzending van de aanslagbiljetten kosteloos moet zijn voor de

belastingplichtige (artikel 4 § 3, derde lid van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging,

de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen). De verzending van de aanslagbiljetten moet met andere woorden gedragen worden vanuit de algemene middelen.

Wanneer de belastingplichtige echter in gebreke blijft om de belasting (tijdig) te betalen, kan volgens

de Minister niet worden opgelegd dat de gemeente, en onrechtstreeks andere belastingplichtigen,

meebetalen voor de extra kosten die de invordering van die schuld vergt. Volgens de Vlaamse Minister is in dat geval de aanrekening van bijkomende invorderingskosten op de schuldenaar aanvaardbaar.

Deze kosten kunnen volgens de Vlaamse Minister, zowel de loutere verzendingskost als een kost voor de administratieve opvolging van de betaling omvatten waarvoor een forfaitair tarief kan worden vastgesteld op voorwaarde dat het tarief redelijk blijft.

De gemeente Herselt beschikt al geruime tijd over een retributiereglement voor het aanrekenen van kosten bij laattijdige inning: het " Retributiereglement met betrekking tot de aanrekening van kosten in verband met de aanmaningen en verwijlintresten op retributiereglementen,

huurcontracten en onkostennota’s." We willen met dit besluit het bestaande reglement uitbreiden tot de fiscale vorderingen en aanpassen aan de ministeriële richtlijn. Het vroegere tarief bedroeg 10,00

euro vanaf de aanmaning (tweede of latere herinnering) of 12,50 euro voor een aangetekende zending.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 worden administratieve kosten aangerekend voor het  verzenden van aanmaningen, opmaken van een dossier voor invordering via een deurwaarder, opmaken van een invorderingsdossier via een advocaat, verhaald op diegenen die laattijdig de door hun verschuldigde sommen betalen zoals belastingen, retributies, huurgelden en onkostennota’s.

 

Artikel 2:

Volgende administratieve kosten worden aangerekend aan de laattijdige betaler:

    voor een tweede aanmaning:10,00 euro

    voor een aangetekende zending12,50 euro

    voor een dossier verzoek tot verzoening via het vredegerecht 5,00 euro

    voor een dossier invordering via een deurwaarder10,00 euro

De vermelde bedragen worden gecumuleerd.

Er worden geen kosten aangerekend voor het verzenden van de belasting of  retributie, evenmin voor het verzenden van een eerste niet-aangetekende aanmaning.

 

Artikel 3:

De wettelijke nalatigheidsintrest wordt aangerekend vanaf de eerste van de maand volgend op de maand waarin de belasting, retributie, het huurgeld of de onkostennota verschuldigd is.

 

Artikel 4:

De ontvangsten van deze kosten gebeuren door de Financieel Directeur; een ontvangstbewijs wordt aan de belanghebbende afgeleverd.

 

Artikel 5:

Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Retributiereglement op werken van nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein - verlenging van 01-01-2020 tot 31-12-2022

 

Gelet op het feit dat de gemeente en de burgers voortdurend geconfronteerd worden met de plaatsing van en/of onderhoud aan verschillende nutsvoorzieningen op gemeentelijk grondgebied;

 

Gelet op het feit dat deze nutsvoorzieningen werkzaamheden vergen langs de gemeentelijke wegen en aldus een impact hebben op het openbaar domein;

 

Gelet op de goedkeuring door de gemeente van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen die tot doel heeft een snelle en vlotte uitvoering van de werken te bevorderen, teneinde de hinder en de duur van de werken tot een minimum te herleiden;

 

Gelet op het feit dat deze Code werd opgemaakt door een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten;

 

Gelet op het feit dat er op het vlak van het onderhoud en de herstellingen ook geregeld dringende werken moeten worden uitgevoerd die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening en dat er daarnaast een aantal werken zijn zoals aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken die omzeggens constant een impact hebben op het openbaar domein;

 

Gelet op de actualisatie van de code naar aanleiding van meer aandacht voor minder hinder, meer oog voor het totaal concept en het gebruik van nieuwe e-instrumenten GIPOD, KLIP...;

 

Gelet op het nieuwe Decreet Lokaal Bestuur;

 

Toelichting en advies

Dit retributiereglement is bedoeld als opvolger van een gelijkaardig reglement dat destijds gestemd werd voor de periode 2017-2019.

De geraamde opbrengsten bedragen ca. 35.895,00 euro per jaar en werden opgenomen in het meerjarenplan.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

 

Artikel 1 - Algemeen

 

Er wordt aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aangerekend op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met toepassing van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen.

 

Permanente nutsvoorzieningen zijn :

-alle installaties (zoals kabels, leidingen, buizen,…), inclusief hun aanhorigheden (zoals kabel-, verdeel-, aansluit-, e.a. kasten , palen, masten, toezichts-, verbindings-, e.a. putten…) dienstig voor het transport van elektriciteit, gas, gasachtige producten, stoom, drink-, hemel- en afvalwater, warm water, brandstof,

-telecommunicatie,

-radiodistributie en kabeltelevisie,

-de transmissie van enigerlei data, ongeacht of een privé-gebruiker al dan niet op die installaties kan aangesloten worden,

-alle trein- en tramsporen die zich bevinden op de openbare weg worden eveneens aanzien als nutsvoorzieningen.

 

De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voorafgaand aan wegen- of rioleringswerken uitgevoerd door de stad/gemeente of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de stad/gemeente.

 

Onderhavig retributiereglement gaat in vanaf 1 januari 2020 voor een termijn eindigend op 31 december 2022.

 

Artikel 2  - Retributie naar aanleiding van sleufwerken

 

De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per lopende meter openliggende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt voor werken in rijwegen 0,78 euro, voor werken in voetpaden 0,60 euro en voor werken in aardewegen 0,36 euro. 

Op deze basisbedragen wordt, in analogie met de niet-periodieke tarieven, een indexatie toegepast.

 

Een begonnen dag geldt voor een volledige dag.

Elk deel van een lopende meter wordt als een volledige lopende meter in rekening gebracht.

 

Artikel 3 - Retributie voor dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen, kleine onderhoudswerken en ter compensatie van diverse heffingen en belastingen

 

Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3 m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van 1,00 euro per op het grondgebied van de stad/gemeente aanwezig aansluitingspunt.

 

Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de distributienetbeheerder als haar werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van 0,50 euro per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de stad/gemeente.

Op deze basisbedragen wordt, in analogie met de niet-periodieke tarieven, een indexatie toegepast.

 

Deze retributies zijn verschuldigd vóór het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij vóór 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitingspunten op het grondgebied van de stad/gemeente.

 

Artikel 4 – Inning

 

De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen. 

 

Artikel 5 – Definitief karakter

 

Dit retributiereglement wordt toegezonden aan de toezichthoudende overheid.

Het retributiereglement wordt overeenkomstig artikel 286 van het Decreet Lokaal Bestuur afgekondigd en bekendgemaakt.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Toelagereglement met betrekking tot huisvuilzakken (met opdruk) voor de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen.

 

Situering

De raad opteerde er al voor om gezinnen met pasgeborenen en mensen met blijvende incontinentie-problemen, stomapatiënten alsook nierpatiënten die thuis de nodige behandeling krijgen (nierdialyse), via een sociale correctie met betrekking tot deze extra kost, tegemoet te komen.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur

Raadsbesluit van 16 december 2019 belasting op het ophalen van huishoudelijk restafval in plastiekzakken en het aanleveren van huishoudelijke afvalstoffen op het recyclagepark.

Raadsbesluit van 16 december 2019 retributie op de aanschaf van huisvuilzakken met opdruk ‘Herselt’ voor huishoudelijk restafval.

 

Toelichting en advies

Inwoners die te maken hebben met incontinentie, stoma of thuis nierdialyse hebben door hun aandoening een grotere hoeveelheid afval. Indien ze hiervan een medisch attest voorleggen krijgen ze als tegemoetkoming 30 gratis huisvuilzakken per jaar.

 

Argumentatie van de raad leidende tot het uiteindelijke besluit

De raad sluit zich aan bij het voorstel van het college.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Aan alle personen, die een medisch attest terzake kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de aanvrager blijvend incontinent is of stomapatiënt is of thuis nierdialyse ondergaat, worden  (per dienstjaar) 30 gratis huisvuilzakken met opdruk ‘Herselt’ ter beschikking gesteld.

 

Artikel  2:

Aan alle gezinshoofden met een geboorte in het dienstjaar zelf worden heden 10 huisvuilzakken met opdruk ‘Herselt’ ter beschikking gesteld.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Toelagereglement houdende het verstrekken van een gratis eerste identiteitskaart aan 12-jarigen.

 

Situering

Inwoners die de leeftijd van 12 jaar bereiken worden opgeroepen om een eerste elektronische identiteitskaart aan te vragen.

Vanaf 1 januari 2020 wordt de belasting op elektronische identiteitskaarten afgeschaft.

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur

 

Toelichting en advies

Het gemeentebestuur wenst de eerste elektronische identiteitskaart aan 12-jarigen gratis af te leveren.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Met ingang van 1 januari 2020 wordt de eerste elektronische identiteitskaart aan 12-jarigen gratis afgeleverd.

In geval van een spoedprocedure worden de aangerekende transport- of andere kosten voor deze procedure wel aangerekend aan de aanvrager.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Toelagereglement houdende het verstrekken van een gemeentelijke toelage voor mindervaliden.

 

Overwegende dat mindervalide kinderen die school lopen als intern of extern, bijzondere inspanningen vergen van hun ouders die vaak resulteren in bijkomende en zware kosten;

 

Overwegende dat het dan ook wenselijk voorkomt dat de ouders van deze kinderen een financiële tegemoetkoming krijgen uitgekeerd;

 

Overwegende dat het gemeentebestuur vooral de ouders van schoolgaande mindervalide kinderen wil tegemoetkomen die gedomicilieerd zijn in de gemeente;

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Artikel 1:

Met ingang van 01-01-2020 aan de ouders van schoolgaande mindervalide kinderen een toelage uit te keren.

 

Artikel 2:

Opdat van deze toelage kan genoten worden dienen de volgende voorwaarden cumulatief te zijn vervuld:

- de leerlingen dienen gedomicilieerd te zijn in de gemeente Herselt

- een attest dient te worden voorgelegd van de school of het instituut waar de leerling, hetzij als intern, hetzij als extern school loopt

- het mindervalide kind dient in de leeftijdsperiode van 0 tot 25 jaar rechtgevend te zijn op verhoogde kinderbijslag als mindervalide van minstens 66 %, wat dient bewezen te worden via de voorlegging van een invaliditeitsattest afgeleverd door het ministerie van Sociale Zaken.

 

Artikel 3:

De toelage, waarvan sprake in art. 1, bedraagt 125,00 euro per jaar voor een interne mindervalide leerling en 190,00 euro voor een externe mindervalide leerling.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Opheffing toelagereglement diensten gezins- en bejaardenhulp.

 

Situering

Op de gemeenteraad van 29 april 2002 werd volgend toelagereglement goedgekeurd voor diensten van gezins- en bejaardenhulp:

 

Gelet op het gegeven dat het OCMW van onze gemeente reeds een dienst gezins- en bejaardenhulp verzorgt;

 

Overwegende dat deze niet bij machte is om alleen aan de (zeer) grote vraag naar “verzorgenden” (gezins- en bejaardenhelpsters) te voldoen;

 

Overwegende bijgevolg dat beroep dient te worden gedaan op externe diensten uit de privésfeer;

 

Overwegende dat de toelage waarvan sprake in dit reglement slaat op een toelage op de kostprijs van een uurloon van een verzorgende, uit te keren aan de verzorgingsinstelling in kwestie die deze “verzorgenden” tewerkstelt;

 

Overwegende dat dit uurloon 21,72 EUR bedraagt;

 

Overwegende dat de Vlaamse Gemeenschap hiervan 16,09 EUR ten laste neemt;

 

Overwegende dat het provinciebestuur van Antwerpen hiervan 0,72 EUR ten laste neemt;

 

Overwegende dat het saldo uiteindelijk dient te worden betaald door diegene die de zorgverstrekking geniet;

 

Overwegende dat dit saldo in hoofde van velen nog een zware supplementaire last uitmaakt;

 

Overwegende dat het dan ook billijk is tegemoet te komen, vanuit het gemeentebestuur, in de kost van hogervermeld uurloon a rato van 0,50 EUR per gepresteerd uur;

 

BESLUIT eenparig:

 

Art. 1:       Aan alle diensten voor gezins- en bejaardenhulp, die zorgen verstrekken aan inwoners van de gemeente Herselt op haar grondgebied, een subsidie toe te kennen a rato van 0,50 EUR per uur dat gepresteerd wordt door een “verzorgende”.

Art. 2:       Opdat van deze toelage kan genoten worden dienen de zorgverstrekkers een gedetailleerde staat van prestaties te laten geworden aan de ontvanger van het gemeentebestuur.

De staat omvat:

- de naam en het adres van diegene die de prestaties genoot

- het aantal uren dat werd gepresteerd

- de totale kostprijs van dit aantal uren en de verrekening van de toelage op dit bedrag.

Art. 3:       De toelage te verstrekken tot de uitputting van het krediet dat is voorzien in de begroting.

 

 

Wettelijke gronden

Decreet Lokaal Bestuur

Raadsbesluit van 29 april 2002 Toelagereglement voor diensten van gezins- en bejaardenhulp.

 

Toelichting en advies

Private diensten die op deze toelagen een beroep doen ontvangen meer subsidies dan de diensten van het OCMW. Het is dan ook niet aan te bevelen om bepaalde diensten voor te trekken.

Het is aangewezen om deze toelage op te heffen.

 

Stemmen voor:

Milo Anthonis, Peter Keymeulen, Mireille Colson, Mark Van den Wouwer, Raf Vangenechten, Pieter-Jan Parrein, Elke Verlinden, Geert Sterckx, Tim Tubbax, Dolinda Voet, Kristof Van Dingenen, Karen Broes en Stefan Korthout

Onthouden zich:

Luc Peetermans, Kathleen Helsen, Ronan Korthout, Christiane Van Thielen, Gerda Battel, Hilde Van Reet, Evelien Van Bedts, Warre Schauwaers, Maria Leirs en Wies Ooms

 

BESLUIT

Het toelagereglement voor diensten van gezins- en bejaardenhulp van 29 april 2002 op te heffen met ingang van 1 januari 2020.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Toegevoegd agendapunt - Meerjarenplan 2020-2025 kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen Blauberg - Toegevoegd punt

 

Situering

Het meerjarenplannen 2020-2025 van de kerkfabrieken Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen (Blauberg) werd op 4 december 2019 (laattijdig) ingediend ter goedkeuring door de Gemeenteraad.

 

Samenvatting exploitatie- en investeringsontvangsten en -uitgaven 2020-2025 (exclusief toelagen vanwege gemeente):

 

BLAUBERG

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Expl. ontv.

15.250,00

15.250,00

15.300,00

15.380,00

15.380,00

15.330,00

Expl. uitg.

38.010,00

34.940,00

35.100,00

35.710,00

35.770,00

35.780,00

Invest. ontv.

28.000,00

5.000,00

0,00

0,00

0,00

0,00

Invest. uitg.

48.180,00

5.000,00

0,00

0,00

0,00

0,00

 

 

Wettelijke gronden

Decreet van 7 mei 2004 en latere wijzigingen betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.

 

Toelichting en advies

Overzicht gemeentelijke toelagen 2020-2025:

 

BLAUBERG

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Exploitatie

0,00

19.690,00

19.800,00

20.330,00

20.390,00

20.450,00

Investeringen

0,00

5.000,00

0,00

0,00

0,00

0,00

 

Indien de budgetten 2021 en volgende jaren passen binnen bovenstaande ramingen, zullen deze budgetten ter kennisname voorgelegd worden aan de Gemeenteraad. Indien een kerkfabriek een budget indient welke een aanpassing van de meerjarenplanning van de kerkfabriek vereist, zal een goedkeuring vanwege de Gemeenteraad noodzakelijk zijn.

 

Deze meerjarenplannen dienen goedgekeurd te worden door de Gemeenteraad alvorens zij uitvoerbaar zijn.

 

Het meerjarenplan 2020-2025 en budget 2020 van kerkfabriek Blauberg werden laattijdig ingediend en na afronding van het meerjarenplan van de gemeente en OCMW. De bijdragen aan deze kerkfabriek werden, in het meerjarenplan, ingeschat op basis van de historiek. in de periode 2014-2019 werd er gemiddeld een toelage van 7.680,50 euro per jaar toegekend aan kerkfabriek Blauberg. In het meerjarenplan van de gemeente en OCMW is er een bijdrage van 10.000,00 euro per jaar voorzien. Voor 2020 is deze onnodig, wegens geen vraag vanwege de kerkfabriek. Voor 2021 en volgende zal deze bij herziening van het meerjarenplan moeten bijgestuurd worden, op basis van nieuwe budgetten (2021 en volgende) van de kerkfabriek. De gebudgetteerde uitgaven en ontvangsten liggen in lijn met het meerjarenplan 2014-2019 van de kerkfabriek, wat wellicht tot gelijkaardige rekeningresultaten zal leiden en waarbij een effectieve bijdrage van de gemeenten van 10.000,00 euro per jaar normaal zal volstaan.

 

De kerkfabriek heeft bovendien in haar meerjarenplan nog geen rekening gehouden met eventuele opbrengsten van de gerenoveerde pastorij in Blauberg. Deze wordt in principe in de loop van 2020 afgewerkt.

 

Met eenparigheid

 

BESLUIT

Het meerjarenplan 2020-2025 van de kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen (Blauberg) wordt goedgekeurd.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Toegevoegd agendapunt - Budget 2020 kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen Blauberg - Toegevoegd punt

 

Situering

Het budget 2020 van de kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen Blauberg werd op 4 december 2019 (laattijdig) ingediend, samen met het meerjarenplan 2020-2025.

 

Overzicht saldogegevens:

 

 

BLAUBERG

Exploitatie ontvangsten

15.250,00

Exploitatie uitgaven

38.010,00

Investeringsontvangsten

48.180,04

Investeringsuitgaven

28.000,00

 

Overzicht gevraagde toelage:

 

 

BLAUBERG

Exploitatietoelage

0,00

Investeringstoelage

0,00

 

Dit budget 2020 kadert binnen het ingediende meerjarenplan 2020-2025 van de kerkfabriek Blauberg.

 

Wettelijke gronden

Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.

 

 

AKTENAME van het budget 2020 van kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen Blauberg.

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Mededelingen vanuit het College van Burgemeester en Schepenen

 

KENNISNAME

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Overzicht actuele dossiers

 

 

ID

Type

Status

Datum

Beschrijving van het te onderzoeken item

Wie rapporteert

Graad van belang

Datum rappor-

tage

Indiener dossier

2

stand van zaken

Open

25-03-2019

Kapel Varenwinkel

College

Normaal

nvt

CD&V+2230

3

stand van zaken

Open

25-03-2019

Jeugdlokalen Blauberg

College

Normaal

nvt

CD&V+2230

4

stand van zaken

Open

25-03-2019

Betaalparking Aarschot

College

Normaal

nvt

College

5

stand van zaken

Open

25-03-2019

BKO Ramsel

College

Normaal

nvt

College

6

stand van zaken

Open

25-03-2019

Strokapel

College

Normaal

nvt

CD&V+2230

7

stand van zaken

Open

25-03-2019

Werkgroep Duurzaamheid

College

Normaal

nvt

College

8

stand van zaken

Open

23-04-2019

Jeugdhuis de Choke

College

Normaal

nvt

CD&V+2230

9

stand van zaken

Open

23-04-2019

Fietspad Dieperstraat

College

Normaal

nvt

CD&V+2230

10

stand van zaken

Open

23-04-2019

Fietspaden en riolering Aarschotsestwg.

College

Normaal

nvt

CD&V+2230

12

stand van zaken

Open

23-04-2019

Oversteekplaats in het Dorp

College

Normaal

nvt

Groen Herselt

13

stand van zaken

Open

21-10-2019

Eerstelijnszones

College

Normaal

nvt

College

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020
Overzicht punten

 

Mondelinge vragen

 

KENNISNAME

 

 

Publicatiedatum: 29/01/2020